Vervoeging van het werkwoord doktorieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord doktorieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "doktorieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich doktoriere
  • du doktorierst
  • er/sie/es doktoriert
  • wir doktorieren
  • ihr doktoriert
  • Sie doktorieren

Perfekt

  • ich habe doktororen
  • du hast doktororen
  • er/sie/es hat doktororen
  • wir haben doktororen
  • ihr habt doktororen
  • Sie haben doktororen

Präteritum

  • ich doktoror
  • du doktororst
  • er/sie/es doktoror
  • wir doktororen
  • ihr doktorort
  • Sie doktororen

Plusquamperfekt

  • ich hatte doktororen
  • du hattest doktororen
  • er/sie/es hatte doktororen
  • wir hatten doktororen
  • ihr hattet doktororen
  • Sie hatten doktororen

Futur I

  • ich werde doktorieren
  • du wirst doktorieren
  • er/sie/es wird doktorieren
  • wir werden doktorieren
  • ihr werdet doktorieren
  • Sie werden doktorieren

Futur II

  • ich werde doktororen haben
  • du wirst doktororen haben
  • er/sie/es wird doktororen haben
  • wir werden doktororen haben
  • ihr werdet doktororen haben
  • Sie werden doktororen haben

Vervoeging van het werkwoord "doktorieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • doktoriere (du)
  • doktorieren wir
  • doktoriert ihr
  • doktorieren Sie
  • doktorier (du)
  • doktorieren wir
  • doktoriert ihr
  • doktorieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • doktorieren

Infinitiv - Perfekt

  • doktororen haben

Partizip Präsens

  • doktorierend

Partizip Perfekt

  • doktororen

Vervoeging van het werkwoord "doktorieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich doktoriere
  • du doktorierest
  • er/sie/es doktoriere
  • wir doktorieren
  • ihr doktorieret
  • Sie doktorieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe doktororen
  • du habest doktororen
  • er/sie/es habe doktororen
  • wir haben doktororen
  • ihr habet doktororen
  • Sie haben doktororen

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde doktorieren
  • du werdest doktorieren
  • er/sie/es werde doktorieren
  • wir werden doktorieren
  • ihr werdet doktorieren
  • Sie werden doktorieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde doktororen haben
  • du werdest doktororen haben
  • er/sie/es werde doktororen haben
  • wir werden doktororen haben
  • ihr werdet doktororen haben
  • Sie werden doktororen haben

Vervoeging van het werkwoord "doktorieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich doktoröre
  • du doktorörest
  • er/sie/es doktoröre
  • wir doktorören
  • ihr doktoröret
  • Sie doktorören
  • ich doktoröre
  • du doktorörst
  • er/sie/es doktoröre
  • wir doktorören
  • ihr doktorört
  • Sie doktorören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte doktororen
  • du hättest doktororen
  • er/sie/es hätte doktororen
  • wir hätten doktororen
  • ihr hättet doktororen
  • Sie hätten doktororen

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde doktorieren
  • du würdest doktorieren
  • er/sie/es würde doktorieren
  • wir würden doktorieren
  • ihr würdet doktorieren
  • Sie würden doktorieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde doktororen haben
  • du würdest doktororen haben
  • er/sie/es würde doktororen haben
  • wir würden doktororen haben
  • ihr würdet doktororen haben
  • Sie würden doktororen haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: bemitleidenbeschneidendeskribierendivergierendokterndokumentierendoppelndurchfilzeneinmündenerbettelnherumspioniereninspizierenvergären