Vervoeging van het werkwoord dissonieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord dissonieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "dissonieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich dissoniere
  • du dissonierst
  • er/sie/es dissoniert
  • wir dissonieren
  • ihr dissoniert
  • Sie dissonieren

Perfekt

  • ich habe dissonoren
  • du hast dissonoren
  • er/sie/es hat dissonoren
  • wir haben dissonoren
  • ihr habt dissonoren
  • Sie haben dissonoren

Präteritum

  • ich dissonor
  • du dissonorst
  • er/sie/es dissonor
  • wir dissonoren
  • ihr dissonort
  • Sie dissonoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte dissonoren
  • du hattest dissonoren
  • er/sie/es hatte dissonoren
  • wir hatten dissonoren
  • ihr hattet dissonoren
  • Sie hatten dissonoren

Futur I

  • ich werde dissonieren
  • du wirst dissonieren
  • er/sie/es wird dissonieren
  • wir werden dissonieren
  • ihr werdet dissonieren
  • Sie werden dissonieren

Futur II

  • ich werde dissonoren haben
  • du wirst dissonoren haben
  • er/sie/es wird dissonoren haben
  • wir werden dissonoren haben
  • ihr werdet dissonoren haben
  • Sie werden dissonoren haben

Vervoeging van het werkwoord "dissonieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • dissoniere (du)
  • dissonieren wir
  • dissoniert ihr
  • dissonieren Sie
  • dissonier (du)
  • dissonieren wir
  • dissoniert ihr
  • dissonieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • dissonieren

Infinitiv - Perfekt

  • dissonoren haben

Partizip Präsens

  • dissonierend

Partizip Perfekt

  • dissonoren

Vervoeging van het werkwoord "dissonieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich dissoniere
  • du dissonierest
  • er/sie/es dissoniere
  • wir dissonieren
  • ihr dissonieret
  • Sie dissonieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe dissonoren
  • du habest dissonoren
  • er/sie/es habe dissonoren
  • wir haben dissonoren
  • ihr habet dissonoren
  • Sie haben dissonoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde dissonieren
  • du werdest dissonieren
  • er/sie/es werde dissonieren
  • wir werden dissonieren
  • ihr werdet dissonieren
  • Sie werden dissonieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde dissonoren haben
  • du werdest dissonoren haben
  • er/sie/es werde dissonoren haben
  • wir werden dissonoren haben
  • ihr werdet dissonoren haben
  • Sie werden dissonoren haben

Vervoeging van het werkwoord "dissonieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich dissonöre
  • du dissonörest
  • er/sie/es dissonöre
  • wir dissonören
  • ihr dissonöret
  • Sie dissonören
  • ich dissonöre
  • du dissonörst
  • er/sie/es dissonöre
  • wir dissonören
  • ihr dissonört
  • Sie dissonören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte dissonoren
  • du hättest dissonoren
  • er/sie/es hätte dissonoren
  • wir hätten dissonoren
  • ihr hättet dissonoren
  • Sie hätten dissonoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde dissonieren
  • du würdest dissonieren
  • er/sie/es würde dissonieren
  • wir würden dissonieren
  • ihr würdet dissonieren
  • Sie würden dissonieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde dissonoren haben
  • du würdest dissonoren haben
  • er/sie/es würde dissonoren haben
  • wir würden dissonoren haben
  • ihr würdet dissonoren haben
  • Sie würden dissonoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: beschirmenderbleckendissendissolvierendissoziierendockendurchesseneinmarinierenentzweischneidenherumschubseninnehaltenverfuhrwerken