Vervoeging van het werkwoord dissimulieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord dissimulieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "dissimulieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich dissimuliere
  • du dissimulierst
  • er/sie/es dissimuliert
  • wir dissimulieren
  • ihr dissimuliert
  • Sie dissimulieren

Perfekt

  • ich habe dissimuloren
  • du hast dissimuloren
  • er/sie/es hat dissimuloren
  • wir haben dissimuloren
  • ihr habt dissimuloren
  • Sie haben dissimuloren

Präteritum

  • ich dissimulor
  • du dissimulorst
  • er/sie/es dissimulor
  • wir dissimuloren
  • ihr dissimulort
  • Sie dissimuloren

Plusquamperfekt

  • ich hatte dissimuloren
  • du hattest dissimuloren
  • er/sie/es hatte dissimuloren
  • wir hatten dissimuloren
  • ihr hattet dissimuloren
  • Sie hatten dissimuloren

Futur I

  • ich werde dissimulieren
  • du wirst dissimulieren
  • er/sie/es wird dissimulieren
  • wir werden dissimulieren
  • ihr werdet dissimulieren
  • Sie werden dissimulieren

Futur II

  • ich werde dissimuloren haben
  • du wirst dissimuloren haben
  • er/sie/es wird dissimuloren haben
  • wir werden dissimuloren haben
  • ihr werdet dissimuloren haben
  • Sie werden dissimuloren haben

Vervoeging van het werkwoord "dissimulieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • dissimuliere (du)
  • dissimulieren wir
  • dissimuliert ihr
  • dissimulieren Sie
  • dissimulier (du)
  • dissimulieren wir
  • dissimuliert ihr
  • dissimulieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • dissimulieren

Infinitiv - Perfekt

  • dissimuloren haben

Partizip Präsens

  • dissimulierend

Partizip Perfekt

  • dissimuloren

Vervoeging van het werkwoord "dissimulieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich dissimuliere
  • du dissimulierest
  • er/sie/es dissimuliere
  • wir dissimulieren
  • ihr dissimulieret
  • Sie dissimulieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe dissimuloren
  • du habest dissimuloren
  • er/sie/es habe dissimuloren
  • wir haben dissimuloren
  • ihr habet dissimuloren
  • Sie haben dissimuloren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde dissimulieren
  • du werdest dissimulieren
  • er/sie/es werde dissimulieren
  • wir werden dissimulieren
  • ihr werdet dissimulieren
  • Sie werden dissimulieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde dissimuloren haben
  • du werdest dissimuloren haben
  • er/sie/es werde dissimuloren haben
  • wir werden dissimuloren haben
  • ihr werdet dissimuloren haben
  • Sie werden dissimuloren haben

Vervoeging van het werkwoord "dissimulieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich dissimulöre
  • du dissimulörest
  • er/sie/es dissimulöre
  • wir dissimulören
  • ihr dissimulöret
  • Sie dissimulören
  • ich dissimulöre
  • du dissimulörst
  • er/sie/es dissimulöre
  • wir dissimulören
  • ihr dissimulört
  • Sie dissimulören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte dissimuloren
  • du hättest dissimuloren
  • er/sie/es hätte dissimuloren
  • wir hätten dissimuloren
  • ihr hättet dissimuloren
  • Sie hätten dissimuloren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde dissimulieren
  • du würdest dissimulieren
  • er/sie/es würde dissimulieren
  • wir würden dissimulieren
  • ihr würdet dissimulieren
  • Sie würden dissimulieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde dissimuloren haben
  • du würdest dissimuloren haben
  • er/sie/es würde dissimuloren haben
  • wir würden dissimuloren haben
  • ihr würdet dissimuloren haben
  • Sie würden dissimuloren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: bemächtigenbeschilderndeputierendisputierendissimilierendissolvierendivertierendurcheinanderwerfeneinmachenentzweireissenherumschraubeninlineskatenverfügen