Vervoeging van het werkwoord deodorisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord deodorisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "deodorisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich deodorisiere
  • du deodorisierst
  • er/sie/es deodorisiert
  • wir deodorisieren
  • ihr deodorisiert
  • Sie deodorisieren

Perfekt

  • ich habe deodorisoren
  • du hast deodorisoren
  • er/sie/es hat deodorisoren
  • wir haben deodorisoren
  • ihr habt deodorisoren
  • Sie haben deodorisoren

Präteritum

  • ich deodorisor
  • du deodorisorst
  • er/sie/es deodorisor
  • wir deodorisoren
  • ihr deodorisort
  • Sie deodorisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte deodorisoren
  • du hattest deodorisoren
  • er/sie/es hatte deodorisoren
  • wir hatten deodorisoren
  • ihr hattet deodorisoren
  • Sie hatten deodorisoren

Futur I

  • ich werde deodorisieren
  • du wirst deodorisieren
  • er/sie/es wird deodorisieren
  • wir werden deodorisieren
  • ihr werdet deodorisieren
  • Sie werden deodorisieren

Futur II

  • ich werde deodorisoren haben
  • du wirst deodorisoren haben
  • er/sie/es wird deodorisoren haben
  • wir werden deodorisoren haben
  • ihr werdet deodorisoren haben
  • Sie werden deodorisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "deodorisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • deodorisiere (du)
  • deodorisieren wir
  • deodorisiert ihr
  • deodorisieren Sie
  • deodorisier (du)
  • deodorisieren wir
  • deodorisiert ihr
  • deodorisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • deodorisieren

Infinitiv - Perfekt

  • deodorisoren haben

Partizip Präsens

  • deodorisierend

Partizip Perfekt

  • deodorisoren

Vervoeging van het werkwoord "deodorisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich deodorisiere
  • du deodorisierest
  • er/sie/es deodorisiere
  • wir deodorisieren
  • ihr deodorisieret
  • Sie deodorisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe deodorisoren
  • du habest deodorisoren
  • er/sie/es habe deodorisoren
  • wir haben deodorisoren
  • ihr habet deodorisoren
  • Sie haben deodorisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde deodorisieren
  • du werdest deodorisieren
  • er/sie/es werde deodorisieren
  • wir werden deodorisieren
  • ihr werdet deodorisieren
  • Sie werden deodorisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde deodorisoren haben
  • du werdest deodorisoren haben
  • er/sie/es werde deodorisoren haben
  • wir werden deodorisoren haben
  • ihr werdet deodorisoren haben
  • Sie werden deodorisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "deodorisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich deodorisöre
  • du deodorisörest
  • er/sie/es deodorisöre
  • wir deodorisören
  • ihr deodorisöret
  • Sie deodorisören
  • ich deodorisöre
  • du deodorisörst
  • er/sie/es deodorisöre
  • wir deodorisören
  • ihr deodorisört
  • Sie deodorisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte deodorisoren
  • du hättest deodorisoren
  • er/sie/es hätte deodorisoren
  • wir hätten deodorisoren
  • ihr hättet deodorisoren
  • Sie hätten deodorisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde deodorisieren
  • du würdest deodorisieren
  • er/sie/es würde deodorisieren
  • wir würden deodorisieren
  • ihr würdet deodorisieren
  • Sie würden deodorisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde deodorisoren haben
  • du würdest deodorisoren haben
  • er/sie/es würde deodorisoren haben
  • wir würden deodorisoren haben
  • ihr würdet deodorisoren haben
  • Sie würden deodorisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: beisteuernbeölendazwischenschlagendengelndeodorierendepeschierendeputierendringeneinheftenentsagenherumguckenverdingen