Vervoeging van het werkwoord demotivieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord demotivieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "demotivieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich demotiviere
  • du demotivierst
  • er/sie/es demotiviert
  • wir demotivieren
  • ihr demotiviert
  • Sie demotivieren

Perfekt

  • ich habe demotiviert
  • du hast demotiviert
  • er/sie/es hat demotiviert
  • wir haben demotiviert
  • ihr habt demotiviert
  • Sie haben demotiviert

Präteritum

  • ich demotivierte
  • du demotiviertest
  • er/sie/es demotivierte
  • wir demotivierten
  • ihr demotiviertet
  • Sie demotivierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte demotiviert
  • du hattest demotiviert
  • er/sie/es hatte demotiviert
  • wir hatten demotiviert
  • ihr hattet demotiviert
  • Sie hatten demotiviert

Futur I

  • ich werde demotivieren
  • du wirst demotivieren
  • er/sie/es wird demotivieren
  • wir werden demotivieren
  • ihr werdet demotivieren
  • Sie werden demotivieren

Futur II

  • ich werde demotiviert haben
  • du wirst demotiviert haben
  • er/sie/es wird demotiviert haben
  • wir werden demotiviert haben
  • ihr werdet demotiviert haben
  • Sie werden demotiviert haben

Vervoeging van het werkwoord "demotivieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • demotiviere (du)
  • demotivieren wir
  • demotiviert ihr
  • demotivieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • demotivieren

Infinitiv - Perfekt

  • demotiviert haben

Partizip Präsens

  • demotivierend

Partizip Perfekt

  • demotiviert

Vervoeging van het werkwoord "demotivieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich demotiviere
  • du demotivierest
  • er/sie/es demotiviere
  • wir demotivieren
  • ihr demotivieret
  • Sie demotivieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe demotiviert
  • du habest demotiviert
  • er/sie/es habe demotiviert
  • wir haben demotiviert
  • ihr habet demotiviert
  • Sie haben demotiviert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde demotivieren
  • du werdest demotivieren
  • er/sie/es werde demotivieren
  • wir werden demotivieren
  • ihr werdet demotivieren
  • Sie werden demotivieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde demotiviert haben
  • du werdest demotiviert haben
  • er/sie/es werde demotiviert haben
  • wir werden demotiviert haben
  • ihr werdet demotiviert haben
  • Sie werden demotiviert haben

Vervoeging van het werkwoord "demotivieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich demotivierte
  • du demotiviertest
  • er/sie/es demotivierte
  • wir demotivierten
  • ihr demotiviertet
  • Sie demotivierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte demotiviert
  • du hättest demotiviert
  • er/sie/es hätte demotiviert
  • wir hätten demotiviert
  • ihr hättet demotiviert
  • Sie hätten demotiviert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde demotivieren
  • du würdest demotivieren
  • er/sie/es würde demotivieren
  • wir würden demotivieren
  • ihr würdet demotivieren
  • Sie würden demotivieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde demotiviert haben
  • du würdest demotiviert haben
  • er/sie/es würde demotiviert haben
  • wir würden demotiviert haben
  • ihr würdet demotiviert haben
  • Sie würden demotiviert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: beiseitelegenbeneidendazwischenfragendemobilisierendemoralisierendemütigendenunzierendreinredeneinhakenentrinnenherumforschenhüfenverdaten