Vervoeging van het werkwoord dehumanisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord dehumanisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "dehumanisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich dehumanisiere
  • du dehumanisierst
  • er/sie/es dehumanisiert
  • wir dehumanisieren
  • ihr dehumanisiert
  • Sie dehumanisieren

Perfekt

  • ich habe dehumanisoren
  • du hast dehumanisoren
  • er/sie/es hat dehumanisoren
  • wir haben dehumanisoren
  • ihr habt dehumanisoren
  • Sie haben dehumanisoren

Präteritum

  • ich dehumanisor
  • du dehumanisorst
  • er/sie/es dehumanisor
  • wir dehumanisoren
  • ihr dehumanisort
  • Sie dehumanisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte dehumanisoren
  • du hattest dehumanisoren
  • er/sie/es hatte dehumanisoren
  • wir hatten dehumanisoren
  • ihr hattet dehumanisoren
  • Sie hatten dehumanisoren

Futur I

  • ich werde dehumanisieren
  • du wirst dehumanisieren
  • er/sie/es wird dehumanisieren
  • wir werden dehumanisieren
  • ihr werdet dehumanisieren
  • Sie werden dehumanisieren

Futur II

  • ich werde dehumanisoren haben
  • du wirst dehumanisoren haben
  • er/sie/es wird dehumanisoren haben
  • wir werden dehumanisoren haben
  • ihr werdet dehumanisoren haben
  • Sie werden dehumanisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "dehumanisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • dehumanisiere (du)
  • dehumanisieren wir
  • dehumanisiert ihr
  • dehumanisieren Sie
  • dehumanisier (du)
  • dehumanisieren wir
  • dehumanisiert ihr
  • dehumanisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • dehumanisieren

Infinitiv - Perfekt

  • dehumanisoren haben

Partizip Präsens

  • dehumanisierend

Partizip Perfekt

  • dehumanisoren

Vervoeging van het werkwoord "dehumanisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich dehumanisiere
  • du dehumanisierest
  • er/sie/es dehumanisiere
  • wir dehumanisieren
  • ihr dehumanisieret
  • Sie dehumanisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe dehumanisoren
  • du habest dehumanisoren
  • er/sie/es habe dehumanisoren
  • wir haben dehumanisoren
  • ihr habet dehumanisoren
  • Sie haben dehumanisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde dehumanisieren
  • du werdest dehumanisieren
  • er/sie/es werde dehumanisieren
  • wir werden dehumanisieren
  • ihr werdet dehumanisieren
  • Sie werden dehumanisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde dehumanisoren haben
  • du werdest dehumanisoren haben
  • er/sie/es werde dehumanisoren haben
  • wir werden dehumanisoren haben
  • ihr werdet dehumanisoren haben
  • Sie werden dehumanisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "dehumanisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich dehumanisöre
  • du dehumanisörest
  • er/sie/es dehumanisöre
  • wir dehumanisören
  • ihr dehumanisöret
  • Sie dehumanisören
  • ich dehumanisöre
  • du dehumanisörst
  • er/sie/es dehumanisöre
  • wir dehumanisören
  • ihr dehumanisört
  • Sie dehumanisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte dehumanisoren
  • du hättest dehumanisoren
  • er/sie/es hätte dehumanisoren
  • wir hätten dehumanisoren
  • ihr hättet dehumanisoren
  • Sie hätten dehumanisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde dehumanisieren
  • du würdest dehumanisieren
  • er/sie/es würde dehumanisieren
  • wir würden dehumanisieren
  • ihr würdet dehumanisieren
  • Sie würden dehumanisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde dehumanisoren haben
  • du würdest dehumanisoren haben
  • er/sie/es würde dehumanisoren haben
  • wir würden dehumanisoren haben
  • ihr würdet dehumanisoren haben
  • Sie würden dehumanisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: beichtenbelieferndavonstürzendegenerierendehnendehydratisierendeklassierendraufhabeneinfallenentmächtigenherübertönenhöfelnverblättern