Vervoeging van het werkwoord davonstehlen in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord davonstehlen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "davonstehlen" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich stehle davon
- du stiehlst davon
- er/sie/es stiehlt davon
- wir stehlen davon
- ihr stehlt davon
- Sie stehlen davon
Perfekt
- ich habe davongestohlen
- du hast davongestohlen
- er/sie/es hat davongestohlen
- wir haben davongestohlen
- ihr habt davongestohlen
- Sie haben davongestohlen
Präteritum
- ich stahl davon
- du stahlst davon
- er/sie/es stahl davon
- wir stahlen davon
- ihr stahlt davon
- Sie stahlen davon
Plusquamperfekt
- ich hatte davongestohlen
- du hattest davongestohlen
- er/sie/es hatte davongestohlen
- wir hatten davongestohlen
- ihr hattet davongestohlen
- Sie hatten davongestohlen
Futur I
- ich werde davonstehlen
- du wirst davonstehlen
- er/sie/es wird davonstehlen
- wir werden davonstehlen
- ihr werdet davonstehlen
- Sie werden davonstehlen
Futur II
- ich werde davongestohlen haben
- du wirst davongestohlen haben
- er/sie/es wird davongestohlen haben
- wir werden davongestohlen haben
- ihr werdet davongestohlen haben
- Sie werden davongestohlen haben
Vervoeging van het werkwoord "davonstehlen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- stiehl (du) davon
- stehlen wir davon
- stehlt ihr davon
- stehlen Sie davon
Vervoeging van het werkwoord "davonstehlen" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich stehle davon
- du stehlest davon
- er/sie/es stehle davon
- wir stehlen davon
- ihr stehlet davon
- Sie stehlen davon
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe davongestohlen
- du habest davongestohlen
- er/sie/es habe davongestohlen
- wir haben davongestohlen
- ihr habet davongestohlen
- Sie haben davongestohlen
Konjunktiv I Futur I
- ich werde davonstehlen
- du werdest davonstehlen
- er/sie/es werde davonstehlen
- wir werden davonstehlen
- ihr werdet davonstehlen
- Sie werden davonstehlen
Konjunktiv I Futur II
- ich werde davongestohlen haben
- du werdest davongestohlen haben
- er/sie/es werde davongestohlen haben
- wir werden davongestohlen haben
- ihr werdet davongestohlen haben
- Sie werden davongestohlen haben
Vervoeging van het werkwoord "davonstehlen" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich stähle davon
- du stählest davon
- er/sie/es stähle davon
- wir stählen davon
- ihr stählet davon
- Sie stählen davon
- ich stöhle davon
- du stöhlest davon
- er/sie/es stöhle davon
- wir stöhlen davon
- ihr stöhlet davon
- Sie stöhlen davon
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte davongestohlen
- du hättest davongestohlen
- er/sie/es hätte davongestohlen
- wir hätten davongestohlen
- ihr hättet davongestohlen
- Sie hätten davongestohlen
Konjunktiv II Futur I
- ich würde davonstehlen
- du würdest davonstehlen
- er/sie/es würde davonstehlen
- wir würden davonstehlen
- ihr würdet davonstehlen
- Sie würden davonstehlen
Konjunktiv II Futur II
- ich würde davongestohlen haben
- du würdest davongestohlen haben
- er/sie/es würde davongestohlen haben
- wir würden davongestohlen haben
- ihr würdet davongestohlen haben
- Sie würden davongestohlen haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
befleissigenbeispringendanebenstellendavonschießendavonspringendavonstiebendavorliegendimmenechauffierenentgegentreibenherniederbrennenhochhievenunterweisen