Vervoeging van het werkwoord computerisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord computerisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "computerisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich computerisiere
  • du computerisierst
  • er/sie/es computerisiert
  • wir computerisieren
  • ihr computerisiert
  • Sie computerisieren

Perfekt

  • ich habe computerisiert
  • du hast computerisiert
  • er/sie/es hat computerisiert
  • wir haben computerisiert
  • ihr habt computerisiert
  • Sie haben computerisiert

Präteritum

  • ich computerisierte
  • du computerisiertest
  • er/sie/es computerisierte
  • wir computerisierten
  • ihr computerisiertet
  • Sie computerisierten

Plusquamperfekt

  • ich hatte computerisiert
  • du hattest computerisiert
  • er/sie/es hatte computerisiert
  • wir hatten computerisiert
  • ihr hattet computerisiert
  • Sie hatten computerisiert

Futur I

  • ich werde computerisieren
  • du wirst computerisieren
  • er/sie/es wird computerisieren
  • wir werden computerisieren
  • ihr werdet computerisieren
  • Sie werden computerisieren

Futur II

  • ich werde computerisiert haben
  • du wirst computerisiert haben
  • er/sie/es wird computerisiert haben
  • wir werden computerisiert haben
  • ihr werdet computerisiert haben
  • Sie werden computerisiert haben

Vervoeging van het werkwoord "computerisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • computerisiere (du)
  • computerisieren wir
  • computerisiert ihr
  • computerisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • computerisieren

Infinitiv - Perfekt

  • computerisiert haben

Partizip Präsens

  • computerisierend

Partizip Perfekt

  • computerisiert

Vervoeging van het werkwoord "computerisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich computerisiere
  • du computerisierest
  • er/sie/es computerisiere
  • wir computerisieren
  • ihr computerisieret
  • Sie computerisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe computerisiert
  • du habest computerisiert
  • er/sie/es habe computerisiert
  • wir haben computerisiert
  • ihr habet computerisiert
  • Sie haben computerisiert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde computerisieren
  • du werdest computerisieren
  • er/sie/es werde computerisieren
  • wir werden computerisieren
  • ihr werdet computerisieren
  • Sie werden computerisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde computerisiert haben
  • du werdest computerisiert haben
  • er/sie/es werde computerisiert haben
  • wir werden computerisiert haben
  • ihr werdet computerisiert haben
  • Sie werden computerisiert haben

Vervoeging van het werkwoord "computerisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich computerisierte
  • du computerisiertest
  • er/sie/es computerisierte
  • wir computerisierten
  • ihr computerisiertet
  • Sie computerisierten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte computerisiert
  • du hättest computerisiert
  • er/sie/es hätte computerisiert
  • wir hätten computerisiert
  • ihr hättet computerisiert
  • Sie hätten computerisiert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde computerisieren
  • du würdest computerisieren
  • er/sie/es würde computerisieren
  • wir würden computerisieren
  • ihr würdet computerisieren
  • Sie würden computerisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde computerisiert haben
  • du würdest computerisiert haben
  • er/sie/es würde computerisiert haben
  • wir würden computerisiert haben
  • ihr würdet computerisiert haben
  • Sie würden computerisiert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: austestenbebändernbriefenchoreografierencollagierenkonferierendabehaltendavorstehendurchmahleneinzäunenherausschmeckenhinüberschaffenumsacken