Vervoeging van het werkwoord chiffrieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord chiffrieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "chiffrieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich chiffriere
- du chiffrierst
- er/sie/es chiffriert
- wir chiffrieren
- ihr chiffriert
- Sie chiffrieren
Perfekt
- ich habe chiffriert
- du hast chiffriert
- er/sie/es hat chiffriert
- wir haben chiffriert
- ihr habt chiffriert
- Sie haben chiffriert
Präteritum
- ich chiffrierte
- du chiffriertest
- er/sie/es chiffrierte
- wir chiffrierten
- ihr chiffriertet
- Sie chiffrierten
Plusquamperfekt
- ich hatte chiffriert
- du hattest chiffriert
- er/sie/es hatte chiffriert
- wir hatten chiffriert
- ihr hattet chiffriert
- Sie hatten chiffriert
Futur I
- ich werde chiffrieren
- du wirst chiffrieren
- er/sie/es wird chiffrieren
- wir werden chiffrieren
- ihr werdet chiffrieren
- Sie werden chiffrieren
Futur II
- ich werde chiffriert haben
- du wirst chiffriert haben
- er/sie/es wird chiffriert haben
- wir werden chiffriert haben
- ihr werdet chiffriert haben
- Sie werden chiffriert haben
Vervoeging van het werkwoord "chiffrieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- chiffriere (du)
- chiffrieren wir
- chiffriert ihr
- chiffrieren Sie
Vervoeging van het werkwoord "chiffrieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich chiffriere
- du chiffrierest
- er/sie/es chiffriere
- wir chiffrieren
- ihr chiffrieret
- Sie chiffrieren
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe chiffriert
- du habest chiffriert
- er/sie/es habe chiffriert
- wir haben chiffriert
- ihr habet chiffriert
- Sie haben chiffriert
Konjunktiv I Futur I
- ich werde chiffrieren
- du werdest chiffrieren
- er/sie/es werde chiffrieren
- wir werden chiffrieren
- ihr werdet chiffrieren
- Sie werden chiffrieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde chiffriert haben
- du werdest chiffriert haben
- er/sie/es werde chiffriert haben
- wir werden chiffriert haben
- ihr werdet chiffriert haben
- Sie werden chiffriert haben
Vervoeging van het werkwoord "chiffrieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich chiffrierte
- du chiffriertest
- er/sie/es chiffrierte
- wir chiffrierten
- ihr chiffriertet
- Sie chiffrierten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte chiffriert
- du hättest chiffriert
- er/sie/es hätte chiffriert
- wir hätten chiffriert
- ihr hättet chiffriert
- Sie hätten chiffriert
Konjunktiv II Futur I
- ich würde chiffrieren
- du würdest chiffrieren
- er/sie/es würde chiffrieren
- wir würden chiffrieren
- ihr würdet chiffrieren
- Sie würden chiffrieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde chiffriert haben
- du würdest chiffriert haben
- er/sie/es würde chiffriert haben
- wir würden chiffriert haben
- ihr würdet chiffriert haben
- Sie würden chiffriert haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
ausstreckenbeantwortenbrauencharmierenchemisierenkillencoachendavonstiebendurchlebeneinwerfenherausschaffenhinüberhelfenumräumen
