Vervoeging van het werkwoord bluten in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord bluten in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "bluten" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich blute
- du blutest
- er/sie/es blutet
- wir bluten
- ihr blutet
- Sie bluten
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe geblutet
- du hast geblutet
- er/sie/es hat geblutet
- wir haben geblutet
- ihr habt geblutet
- Sie haben geblutet
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich blutete
- du blutetest
- er/sie/es blutete
- wir bluteten
- ihr blutetet
- Sie bluteten
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte geblutet
- du hattest geblutet
- er/sie/es hatte geblutet
- wir hatten geblutet
- ihr hattet geblutet
- Sie hatten geblutet
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde bluten
- du wirst bluten
- er/sie/es wird bluten
- wir werden bluten
- ihr werdet bluten
- Sie werden bluten
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde geblutet haben
- du wirst geblutet haben
- er/sie/es wird geblutet haben
- wir werden geblutet haben
- ihr werdet geblutet haben
- Sie werden geblutet haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "bluten" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - blute (du)
- bluten wir
- blutet ihr
- bluten Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "bluten" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich blute
- du blutest
- er/sie/es blute
- wir bluten
- ihr blutet
- Sie bluten
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe geblutet
- du habest geblutet
- er/sie/es habe geblutet
- wir haben geblutet
- ihr habet geblutet
- Sie haben geblutet
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde bluten
- du werdest bluten
- er/sie/es werde bluten
- wir werden bluten
- ihr werdet bluten
- Sie werden bluten
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde geblutet haben
- du werdest geblutet haben
- er/sie/es werde geblutet haben
- wir werden geblutet haben
- ihr werdet geblutet haben
- Sie werden geblutet haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "bluten" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich blutete
- du blutetest
- er/sie/es blutete
- wir bluteten
- ihr blutetet
- Sie bluteten
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte geblutet
- du hättest geblutet
- er/sie/es hätte geblutet
- wir hätten geblutet
- ihr hättet geblutet
- Sie hätten geblutet
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde bluten
- du würdest bluten
- er/sie/es würde bluten
- wir würden bluten
- ihr würdet bluten
- Sie würden bluten
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde geblutet haben
- du würdest geblutet haben
- er/sie/es würde geblutet haben
- wir würden geblutet haben
- ihr würdet geblutet haben
- Sie würden geblutet haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              ausreifenaustapezierenbewohnenblosslegenblusenboardenbolschewisierendahinschmelzendurchbluteneinschlummernheraufschallenhinschludernumglänzen