Vervoeging van het werkwoord bibliographieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord bibliographieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "bibliographieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich bibliographiere
- du bibliographierst
- er/sie/es bibliographiert
- wir bibliographieren
- ihr bibliographiert
- Sie bibliographieren
Perfekt
- ich habe bibliographoren
- du hast bibliographoren
- er/sie/es hat bibliographoren
- wir haben bibliographoren
- ihr habt bibliographoren
- Sie haben bibliographoren
Präteritum
- ich bibliographor
- du bibliographorst
- er/sie/es bibliographor
- wir bibliographoren
- ihr bibliographort
- Sie bibliographoren
Plusquamperfekt
- ich hatte bibliographoren
- du hattest bibliographoren
- er/sie/es hatte bibliographoren
- wir hatten bibliographoren
- ihr hattet bibliographoren
- Sie hatten bibliographoren
Futur I
- ich werde bibliographieren
- du wirst bibliographieren
- er/sie/es wird bibliographieren
- wir werden bibliographieren
- ihr werdet bibliographieren
- Sie werden bibliographieren
Futur II
- ich werde bibliographoren haben
- du wirst bibliographoren haben
- er/sie/es wird bibliographoren haben
- wir werden bibliographoren haben
- ihr werdet bibliographoren haben
- Sie werden bibliographoren haben
Vervoeging van het werkwoord "bibliographieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- bibliographiere (du)
- bibliographieren wir
- bibliographiert ihr
- bibliographieren Sie
- bibliographier (du)
- bibliographieren wir
- bibliographiert ihr
- bibliographieren Sie
Vervoeging van het werkwoord "bibliographieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich bibliographiere
- du bibliographierest
- er/sie/es bibliographiere
- wir bibliographieren
- ihr bibliographieret
- Sie bibliographieren
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe bibliographoren
- du habest bibliographoren
- er/sie/es habe bibliographoren
- wir haben bibliographoren
- ihr habet bibliographoren
- Sie haben bibliographoren
Konjunktiv I Futur I
- ich werde bibliographieren
- du werdest bibliographieren
- er/sie/es werde bibliographieren
- wir werden bibliographieren
- ihr werdet bibliographieren
- Sie werden bibliographieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde bibliographoren haben
- du werdest bibliographoren haben
- er/sie/es werde bibliographoren haben
- wir werden bibliographoren haben
- ihr werdet bibliographoren haben
- Sie werden bibliographoren haben
Vervoeging van het werkwoord "bibliographieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich bibliographöre
- du bibliographörest
- er/sie/es bibliographöre
- wir bibliographören
- ihr bibliographöret
- Sie bibliographören
- ich bibliographöre
- du bibliographörst
- er/sie/es bibliographöre
- wir bibliographören
- ihr bibliographört
- Sie bibliographören
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte bibliographoren
- du hättest bibliographoren
- er/sie/es hätte bibliographoren
- wir hätten bibliographoren
- ihr hättet bibliographoren
- Sie hätten bibliographoren
Konjunktiv II Futur I
- ich würde bibliographieren
- du würdest bibliographieren
- er/sie/es würde bibliographieren
- wir würden bibliographieren
- ihr würdet bibliographieren
- Sie würden bibliographieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde bibliographoren haben
- du würdest bibliographoren haben
- er/sie/es würde bibliographoren haben
- wir würden bibliographoren haben
- ihr würdet bibliographoren haben
- Sie würden bibliographoren haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
ausmarschierenausschwefelnbetreibenbezirzenbibliografierenbiegenbimmelndabehaltendrilleneinrastenherankönnenhinhörenumbiegen