Vervoeging van het werkwoord bestrafen in alle Duitse tijden
                              
 
                              Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord bestrafen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
                              
 
                              Vervoeging van het werkwoord "bestrafen" in de Indikativ tijd
                              
 
                              De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
                               
                                                                           Präsens
                                                                                - ich bestrafe
- du bestrafst
- er/sie/es bestraft
- wir bestrafen
- ihr bestraft
- Sie bestrafen
                                                                            Perfekt
                                                                                - ich habe bestraft
- du hast bestraft
- er/sie/es hat bestraft
- wir haben bestraft
- ihr habt bestraft
- Sie haben bestraft
                                                                            Präteritum
                                                                                - ich bestrafte
- du bestraftest
- er/sie/es bestrafte
- wir bestraften
- ihr bestraftet
- Sie bestraften
                                                                                                                                                Plusquamperfekt
                                                                                - ich hatte bestraft
- du hattest bestraft
- er/sie/es hatte bestraft
- wir hatten bestraft
- ihr hattet bestraft
- Sie hatten bestraft
                                                                            Futur I
                                                                                - ich werde bestrafen
- du wirst bestrafen
- er/sie/es wird bestrafen
- wir werden bestrafen
- ihr werdet bestrafen
- Sie werden bestrafen
                                                                            Futur II
                                                                                - ich werde bestraft haben
- du wirst bestraft haben
- er/sie/es wird bestraft haben
- wir werden bestraft haben
- ihr werdet bestraft haben
- Sie werden bestraft haben
                                                                     
                              Vervoeging van het werkwoord "bestrafen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
                              
                                 
                              De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
                              
                              De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
                              
                                                                                                            Imperativ Präsens
                                                                                - bestrafe (du)
- bestrafen wir
- bestraft ihr
- bestrafen Sie
                                                                                                                                                                                  
                              Vervoeging van het werkwoord "bestrafen" in de Konjunktiv I in het Duits
                              
                                 
                              De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv I Präsens
                                                                                - ich bestrafe
- du bestrafest
- er/sie/es bestrafe
- wir bestrafen
- ihr bestrafet
- Sie bestrafen
                                                                            Konjunktiv I Perfekt
                                                                                - ich habe bestraft
- du habest bestraft
- er/sie/es habe bestraft
- wir haben bestraft
- ihr habet bestraft
- Sie haben bestraft
                                                                                                                                                Konjunktiv I Futur I
                                                                                - ich werde bestrafen
- du werdest bestrafen
- er/sie/es werde bestrafen
- wir werden bestrafen
- ihr werdet bestrafen
- Sie werden bestrafen
                                                                            Konjunktiv I Futur II
                                                                                - ich werde bestraft haben
- du werdest bestraft haben
- er/sie/es werde bestraft haben
- wir werden bestraft haben
- ihr werdet bestraft haben
- Sie werden bestraft haben
                                                                      
                              Vervoeging van het werkwoord "bestrafen" in de Konjunktiv II in het Duits.
                              
                                 
                              De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
                              
                              Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
                              
                                                                                                            Konjunktiv II Präteritum
                                                                                - ich bestrafte
- du bestraftest
- er/sie/es bestrafte
- wir bestraften
- ihr bestraftet
- Sie bestraften
                                                                            Konjunktiv II Plusquamperfekt
                                                                                - ich hätte bestraft
- du hättest bestraft
- er/sie/es hätte bestraft
- wir hätten bestraft
- ihr hättet bestraft
- Sie hätten bestraft
                                                                                                                                                Konjunktiv II Futur I
                                                                                - ich würde bestrafen
- du würdest bestrafen
- er/sie/es würde bestrafen
- wir würden bestrafen
- ihr würdet bestrafen
- Sie würden bestrafen
                                                                            Konjunktiv II Futur II
                                                                                - ich würde bestraft haben
- du würdest bestraft haben
- er/sie/es würde bestraft haben
- wir würden bestraft haben
- ihr würdet bestraft haben
- Sie würden bestraft haben
                                                                      
                              Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
                              
                              
                                                                  
                              Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
                              aushakenausmusternbeschnüffelnbestellenbestoßenbestrahlenbestuhlenböttcherndisponiereneinkellernhäufelnhineinlockenüberriechen