Vervoeging van het werkwoord besprengen in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord besprengen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "besprengen" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich besprenge
  • du besprengst
  • er/sie/es besprengt
  • wir besprengen
  • ihr besprengt
  • Sie besprengen

Perfekt

  • ich habe besprengt
  • du hast besprengt
  • er/sie/es hat besprengt
  • wir haben besprengt
  • ihr habt besprengt
  • Sie haben besprengt

Präteritum

  • ich besprengte
  • du besprengtest
  • er/sie/es besprengte
  • wir besprengten
  • ihr besprengtet
  • Sie besprengten

Plusquamperfekt

  • ich hatte besprengt
  • du hattest besprengt
  • er/sie/es hatte besprengt
  • wir hatten besprengt
  • ihr hattet besprengt
  • Sie hatten besprengt

Futur I

  • ich werde besprengen
  • du wirst besprengen
  • er/sie/es wird besprengen
  • wir werden besprengen
  • ihr werdet besprengen
  • Sie werden besprengen

Futur II

  • ich werde besprengt haben
  • du wirst besprengt haben
  • er/sie/es wird besprengt haben
  • wir werden besprengt haben
  • ihr werdet besprengt haben
  • Sie werden besprengt haben

Vervoeging van het werkwoord "besprengen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • besprenge (du)
  • besprengen wir
  • besprengt ihr
  • besprengen Sie

Infinitiv - Präsens

  • besprengen

Infinitiv - Perfekt

  • besprengt haben

Partizip Präsens

  • besprengend

Partizip Perfekt

  • besprengt

Vervoeging van het werkwoord "besprengen" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich besprenge
  • du besprengest
  • er/sie/es besprenge
  • wir besprengen
  • ihr besprenget
  • Sie besprengen

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe besprengt
  • du habest besprengt
  • er/sie/es habe besprengt
  • wir haben besprengt
  • ihr habet besprengt
  • Sie haben besprengt

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde besprengen
  • du werdest besprengen
  • er/sie/es werde besprengen
  • wir werden besprengen
  • ihr werdet besprengen
  • Sie werden besprengen

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde besprengt haben
  • du werdest besprengt haben
  • er/sie/es werde besprengt haben
  • wir werden besprengt haben
  • ihr werdet besprengt haben
  • Sie werden besprengt haben

Vervoeging van het werkwoord "besprengen" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich besprengte
  • du besprengtest
  • er/sie/es besprengte
  • wir besprengten
  • ihr besprengtet
  • Sie besprengten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte besprengt
  • du hättest besprengt
  • er/sie/es hätte besprengt
  • wir hätten besprengt
  • ihr hättet besprengt
  • Sie hätten besprengt

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde besprengen
  • du würdest besprengen
  • er/sie/es würde besprengen
  • wir würden besprengen
  • ihr würdet besprengen
  • Sie würden besprengen

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde besprengt haben
  • du würdest besprengt haben
  • er/sie/es würde besprengt haben
  • wir würden besprengt haben
  • ihr würdet besprengt haben
  • Sie würden besprengt haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ausfräsenausliefernbeschauenbespielenbesprechenbesprenkelnbesserstellenbluffendieneneinheiratenhänselnhineingrabenüberlupfen