Vervoeging van het werkwoord beschmunzeln in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord beschmunzeln in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "beschmunzeln" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich beschmunzle
- du beschmunzelst
- er/sie/es beschmunzelt
- wir beschmunzeln
- ihr beschmunzelt
- Sie beschmunzeln
- ich beschmunzele
- du beschmunzelst
- er/sie/es beschmunzelt
- wir beschmunzeln
- ihr beschmunzelt
- Sie beschmunzeln
Perfekt
- ich habe beschmunzelt
- du hast beschmunzelt
- er/sie/es hat beschmunzelt
- wir haben beschmunzelt
- ihr habt beschmunzelt
- Sie haben beschmunzelt
Präteritum
- ich beschmunzelte
- du beschmunzeltest
- er/sie/es beschmunzelte
- wir beschmunzelten
- ihr beschmunzeltet
- Sie beschmunzelten
Plusquamperfekt
- ich hatte beschmunzelt
- du hattest beschmunzelt
- er/sie/es hatte beschmunzelt
- wir hatten beschmunzelt
- ihr hattet beschmunzelt
- Sie hatten beschmunzelt
Futur I
- ich werde beschmunzeln
- du wirst beschmunzeln
- er/sie/es wird beschmunzeln
- wir werden beschmunzeln
- ihr werdet beschmunzeln
- Sie werden beschmunzeln
Futur II
- ich werde beschmunzelt haben
- du wirst beschmunzelt haben
- er/sie/es wird beschmunzelt haben
- wir werden beschmunzelt haben
- ihr werdet beschmunzelt haben
- Sie werden beschmunzelt haben
Vervoeging van het werkwoord "beschmunzeln" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- beschmunzle (du)
- beschmunzeln wir
- beschmunzelt ihr
- beschmunzeln Sie
Vervoeging van het werkwoord "beschmunzeln" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich beschmunzle
- du beschmunzlest
- er/sie/es beschmunzle
- wir beschmunzlen
- ihr beschmunzlet
- Sie beschmunzlen
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe beschmunzelt
- du habest beschmunzelt
- er/sie/es habe beschmunzelt
- wir haben beschmunzelt
- ihr habet beschmunzelt
- Sie haben beschmunzelt
Konjunktiv I Futur I
- ich werde beschmunzeln
- du werdest beschmunzeln
- er/sie/es werde beschmunzeln
- wir werden beschmunzeln
- ihr werdet beschmunzeln
- Sie werden beschmunzeln
Konjunktiv I Futur II
- ich werde beschmunzelt haben
- du werdest beschmunzelt haben
- er/sie/es werde beschmunzelt haben
- wir werden beschmunzelt haben
- ihr werdet beschmunzelt haben
- Sie werden beschmunzelt haben
Vervoeging van het werkwoord "beschmunzeln" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich beschmunzelte
- du beschmunzeltest
- er/sie/es beschmunzelte
- wir beschmunzelten
- ihr beschmunzeltet
- Sie beschmunzelten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte beschmunzelt
- du hättest beschmunzelt
- er/sie/es hätte beschmunzelt
- wir hätten beschmunzelt
- ihr hättet beschmunzelt
- Sie hätten beschmunzelt
Konjunktiv II Futur I
- ich würde beschmunzeln
- du würdest beschmunzeln
- er/sie/es würde beschmunzeln
- wir würden beschmunzeln
- ihr würdet beschmunzeln
- Sie würden beschmunzeln
Konjunktiv II Futur II
- ich würde beschmunzelt haben
- du würdest beschmunzelt haben
- er/sie/es würde beschmunzelt haben
- wir würden beschmunzelt haben
- ihr würdet beschmunzelt haben
- Sie würden beschmunzelt haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
auseinanderreißenauskittenberäumenbeschlagnahmenbeschmierenbeschmutzenbeschotternbibberndenominiereneinfädelngurkenhindurchkämpfenüberformen