Vervoeging van het werkwoord beneiden in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord beneiden in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "beneiden" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich beneide
  • du beneidest
  • er/sie/es beneidet
  • wir beneiden
  • ihr beneidet
  • Sie beneiden

Perfekt

  • ich habe beneidet
  • du hast beneidet
  • er/sie/es hat beneidet
  • wir haben beneidet
  • ihr habt beneidet
  • Sie haben beneidet

Präteritum

  • ich beneidete
  • du beneidetest
  • er/sie/es beneidete
  • wir beneideten
  • ihr beneidetet
  • Sie beneideten

Plusquamperfekt

  • ich hatte beneidet
  • du hattest beneidet
  • er/sie/es hatte beneidet
  • wir hatten beneidet
  • ihr hattet beneidet
  • Sie hatten beneidet

Futur I

  • ich werde beneiden
  • du wirst beneiden
  • er/sie/es wird beneiden
  • wir werden beneiden
  • ihr werdet beneiden
  • Sie werden beneiden

Futur II

  • ich werde beneidet haben
  • du wirst beneidet haben
  • er/sie/es wird beneidet haben
  • wir werden beneidet haben
  • ihr werdet beneidet haben
  • Sie werden beneidet haben

Vervoeging van het werkwoord "beneiden" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • beneide (du)
  • beneiden wir
  • beneidet ihr
  • beneiden Sie

Infinitiv - Präsens

  • beneiden

Infinitiv - Perfekt

  • beneidet haben

Partizip Präsens

  • beneidend

Partizip Perfekt

  • beneidet

Vervoeging van het werkwoord "beneiden" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich beneide
  • du beneidest
  • er/sie/es beneide
  • wir beneiden
  • ihr beneidet
  • Sie beneiden

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe beneidet
  • du habest beneidet
  • er/sie/es habe beneidet
  • wir haben beneidet
  • ihr habet beneidet
  • Sie haben beneidet

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde beneiden
  • du werdest beneiden
  • er/sie/es werde beneiden
  • wir werden beneiden
  • ihr werdet beneiden
  • Sie werden beneiden

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde beneidet haben
  • du werdest beneidet haben
  • er/sie/es werde beneidet haben
  • wir werden beneidet haben
  • ihr werdet beneidet haben
  • Sie werden beneidet haben

Vervoeging van het werkwoord "beneiden" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich beneidete
  • du beneidetest
  • er/sie/es beneidete
  • wir beneideten
  • ihr beneidetet
  • Sie beneideten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte beneidet
  • du hättest beneidet
  • er/sie/es hätte beneidet
  • wir hätten beneidet
  • ihr hättet beneidet
  • Sie hätten beneidet

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde beneiden
  • du würdest beneiden
  • er/sie/es würde beneiden
  • wir würden beneiden
  • ihr würdet beneiden
  • Sie würden beneiden

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde beneidet haben
  • du würdest beneidet haben
  • er/sie/es würde beneidet haben
  • wir würden beneidet haben
  • ihr würdet beneidet haben
  • Sie würden beneidet haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: aufzuckenauserzählenbekohlenbenähenbenehmenbenennenbenzenbestreikendazugebendurchweichenglacierenhinausfahrentrompeten