Vervoeging van het werkwoord begutachten in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord begutachten in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "begutachten" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich begutachte
- du begutachtest
- er/sie/es begutachtet
- wir begutachten
- ihr begutachtet
- Sie begutachten
Perfekt
- ich habe begutachtet
- du hast begutachtet
- er/sie/es hat begutachtet
- wir haben begutachtet
- ihr habt begutachtet
- Sie haben begutachtet
Präteritum
- ich begutachtete
- du begutachtetest
- er/sie/es begutachtete
- wir begutachteten
- ihr begutachtetet
- Sie begutachteten
Plusquamperfekt
- ich hatte begutachtet
- du hattest begutachtet
- er/sie/es hatte begutachtet
- wir hatten begutachtet
- ihr hattet begutachtet
- Sie hatten begutachtet
Futur I
- ich werde begutachten
- du wirst begutachten
- er/sie/es wird begutachten
- wir werden begutachten
- ihr werdet begutachten
- Sie werden begutachten
Futur II
- ich werde begutachtet haben
- du wirst begutachtet haben
- er/sie/es wird begutachtet haben
- wir werden begutachtet haben
- ihr werdet begutachtet haben
- Sie werden begutachtet haben
Vervoeging van het werkwoord "begutachten" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- begutachte (du)
- begutachten wir
- begutachtet ihr
- begutachten Sie
Vervoeging van het werkwoord "begutachten" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich begutachte
- du begutachtest
- er/sie/es begutachte
- wir begutachten
- ihr begutachtet
- Sie begutachten
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe begutachtet
- du habest begutachtet
- er/sie/es habe begutachtet
- wir haben begutachtet
- ihr habet begutachtet
- Sie haben begutachtet
Konjunktiv I Futur I
- ich werde begutachten
- du werdest begutachten
- er/sie/es werde begutachten
- wir werden begutachten
- ihr werdet begutachten
- Sie werden begutachten
Konjunktiv I Futur II
- ich werde begutachtet haben
- du werdest begutachtet haben
- er/sie/es werde begutachtet haben
- wir werden begutachtet haben
- ihr werdet begutachtet haben
- Sie werden begutachtet haben
Vervoeging van het werkwoord "begutachten" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich begutachtete
- du begutachtetest
- er/sie/es begutachtete
- wir begutachteten
- ihr begutachtetet
- Sie begutachteten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte begutachtet
- du hättest begutachtet
- er/sie/es hätte begutachtet
- wir hätten begutachtet
- ihr hättet begutachtet
- Sie hätten begutachtet
Konjunktiv II Futur I
- ich würde begutachten
- du würdest begutachten
- er/sie/es würde begutachten
- wir würden begutachten
- ihr würdet begutachten
- Sie würden begutachten
Konjunktiv II Futur II
- ich würde begutachtet haben
- du würdest begutachtet haben
- er/sie/es würde begutachtet haben
- wir würden begutachtet haben
- ihr würdet begutachtet haben
- Sie würden begutachtet haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
aufpeppenaufstickenbeeinflußenbegreifenbegünstigenbegütigenbehängenbeneidencremendurchhuschenfunkenhervordrängentabuieren