Vervoeging van het werkwoord befruchten in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord befruchten in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "befruchten" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich befruchte
- du befruchtest
- er/sie/es befruchtet
- wir befruchten
- ihr befruchtet
- Sie befruchten
Perfekt
- ich habe befruchtet
- du hast befruchtet
- er/sie/es hat befruchtet
- wir haben befruchtet
- ihr habt befruchtet
- Sie haben befruchtet
Präteritum
- ich befruchtete
- du befruchtetest
- er/sie/es befruchtete
- wir befruchteten
- ihr befruchtetet
- Sie befruchteten
Plusquamperfekt
- ich hatte befruchtet
- du hattest befruchtet
- er/sie/es hatte befruchtet
- wir hatten befruchtet
- ihr hattet befruchtet
- Sie hatten befruchtet
Futur I
- ich werde befruchten
- du wirst befruchten
- er/sie/es wird befruchten
- wir werden befruchten
- ihr werdet befruchten
- Sie werden befruchten
Futur II
- ich werde befruchtet haben
- du wirst befruchtet haben
- er/sie/es wird befruchtet haben
- wir werden befruchtet haben
- ihr werdet befruchtet haben
- Sie werden befruchtet haben
Vervoeging van het werkwoord "befruchten" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- befruchte (du)
- befruchten wir
- befruchtet ihr
- befruchten Sie
Vervoeging van het werkwoord "befruchten" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich befruchte
- du befruchtest
- er/sie/es befruchte
- wir befruchten
- ihr befruchtet
- Sie befruchten
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe befruchtet
- du habest befruchtet
- er/sie/es habe befruchtet
- wir haben befruchtet
- ihr habet befruchtet
- Sie haben befruchtet
Konjunktiv I Futur I
- ich werde befruchten
- du werdest befruchten
- er/sie/es werde befruchten
- wir werden befruchten
- ihr werdet befruchten
- Sie werden befruchten
Konjunktiv I Futur II
- ich werde befruchtet haben
- du werdest befruchtet haben
- er/sie/es werde befruchtet haben
- wir werden befruchtet haben
- ihr werdet befruchtet haben
- Sie werden befruchtet haben
Vervoeging van het werkwoord "befruchten" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich befruchtete
- du befruchtetest
- er/sie/es befruchtete
- wir befruchteten
- ihr befruchtetet
- Sie befruchteten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte befruchtet
- du hättest befruchtet
- er/sie/es hätte befruchtet
- wir hätten befruchtet
- ihr hättet befruchtet
- Sie hätten befruchtet
Konjunktiv II Futur I
- ich würde befruchten
- du würdest befruchten
- er/sie/es würde befruchten
- wir würden befruchten
- ihr würdet befruchten
- Sie würden befruchten
Konjunktiv II Futur II
- ich würde befruchtet haben
- du würdest befruchtet haben
- er/sie/es würde befruchtet haben
- wir würden befruchtet haben
- ihr würdet befruchtet haben
- Sie würden befruchtet haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
aufleimenaufschwimmenbeatmenbefragenbefristenbefugenbegasenbelobenbüßendurchflutschenfreuenherunterschickensubsumieren