Vervoeging van het werkwoord beanspruchen in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord beanspruchen in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "beanspruchen" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich beanspruche
- du beanspruchst
- er/sie/es beansprucht
- wir beanspruchen
- ihr beansprucht
- Sie beanspruchen
Perfekt
- ich habe beansprucht
- du hast beansprucht
- er/sie/es hat beansprucht
- wir haben beansprucht
- ihr habt beansprucht
- Sie haben beansprucht
Präteritum
- ich beanspruchte
- du beanspruchtest
- er/sie/es beanspruchte
- wir beanspruchten
- ihr beanspruchtet
- Sie beanspruchten
Plusquamperfekt
- ich hatte beansprucht
- du hattest beansprucht
- er/sie/es hatte beansprucht
- wir hatten beansprucht
- ihr hattet beansprucht
- Sie hatten beansprucht
Futur I
- ich werde beanspruchen
- du wirst beanspruchen
- er/sie/es wird beanspruchen
- wir werden beanspruchen
- ihr werdet beanspruchen
- Sie werden beanspruchen
Futur II
- ich werde beansprucht haben
- du wirst beansprucht haben
- er/sie/es wird beansprucht haben
- wir werden beansprucht haben
- ihr werdet beansprucht haben
- Sie werden beansprucht haben
Vervoeging van het werkwoord "beanspruchen" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- beanspruche (du)
- beanspruchen wir
- beansprucht ihr
- beanspruchen Sie
Vervoeging van het werkwoord "beanspruchen" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich beanspruche
- du beanspruchest
- er/sie/es beanspruche
- wir beanspruchen
- ihr beanspruchet
- Sie beanspruchen
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe beansprucht
- du habest beansprucht
- er/sie/es habe beansprucht
- wir haben beansprucht
- ihr habet beansprucht
- Sie haben beansprucht
Konjunktiv I Futur I
- ich werde beanspruchen
- du werdest beanspruchen
- er/sie/es werde beanspruchen
- wir werden beanspruchen
- ihr werdet beanspruchen
- Sie werden beanspruchen
Konjunktiv I Futur II
- ich werde beansprucht haben
- du werdest beansprucht haben
- er/sie/es werde beansprucht haben
- wir werden beansprucht haben
- ihr werdet beansprucht haben
- Sie werden beansprucht haben
Vervoeging van het werkwoord "beanspruchen" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich beanspruchte
- du beanspruchtest
- er/sie/es beanspruchte
- wir beanspruchten
- ihr beanspruchtet
- Sie beanspruchten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte beansprucht
- du hättest beansprucht
- er/sie/es hätte beansprucht
- wir hätten beansprucht
- ihr hättet beansprucht
- Sie hätten beansprucht
Konjunktiv II Futur I
- ich würde beanspruchen
- du würdest beanspruchen
- er/sie/es würde beanspruchen
- wir würden beanspruchen
- ihr würdet beanspruchen
- Sie würden beanspruchen
Konjunktiv II Futur II
- ich würde beansprucht haben
- du würdest beansprucht haben
- er/sie/es würde beansprucht haben
- wir würden beansprucht haben
- ihr würdet beansprucht haben
- Sie würden beansprucht haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
auffrisierenaufpickenauswetzenbeabsichtigenbeängstigenbeanstandenbeaufschlagenbeiseitestehenbonierendrucksenfortschwimmenherumwerkelnstimulieren