Vervoeging van het werkwoord baronisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord baronisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "baronisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich baronisiere
  • du baronisierst
  • er/sie/es baronisiert
  • wir baronisieren
  • ihr baronisiert
  • Sie baronisieren

Perfekt

  • ich habe baronisoren
  • du hast baronisoren
  • er/sie/es hat baronisoren
  • wir haben baronisoren
  • ihr habt baronisoren
  • Sie haben baronisoren

Präteritum

  • ich baronisor
  • du baronisorst
  • er/sie/es baronisor
  • wir baronisoren
  • ihr baronisort
  • Sie baronisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte baronisoren
  • du hattest baronisoren
  • er/sie/es hatte baronisoren
  • wir hatten baronisoren
  • ihr hattet baronisoren
  • Sie hatten baronisoren

Futur I

  • ich werde baronisieren
  • du wirst baronisieren
  • er/sie/es wird baronisieren
  • wir werden baronisieren
  • ihr werdet baronisieren
  • Sie werden baronisieren

Futur II

  • ich werde baronisoren haben
  • du wirst baronisoren haben
  • er/sie/es wird baronisoren haben
  • wir werden baronisoren haben
  • ihr werdet baronisoren haben
  • Sie werden baronisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "baronisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • baronisiere (du)
  • baronisieren wir
  • baronisiert ihr
  • baronisieren Sie
  • baronisier (du)
  • baronisieren wir
  • baronisiert ihr
  • baronisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • baronisieren

Infinitiv - Perfekt

  • baronisoren haben

Partizip Präsens

  • baronisierend

Partizip Perfekt

  • baronisoren

Vervoeging van het werkwoord "baronisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich baronisiere
  • du baronisierest
  • er/sie/es baronisiere
  • wir baronisieren
  • ihr baronisieret
  • Sie baronisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe baronisoren
  • du habest baronisoren
  • er/sie/es habe baronisoren
  • wir haben baronisoren
  • ihr habet baronisoren
  • Sie haben baronisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde baronisieren
  • du werdest baronisieren
  • er/sie/es werde baronisieren
  • wir werden baronisieren
  • ihr werdet baronisieren
  • Sie werden baronisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde baronisoren haben
  • du werdest baronisoren haben
  • er/sie/es werde baronisoren haben
  • wir werden baronisoren haben
  • ihr werdet baronisoren haben
  • Sie werden baronisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "baronisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich baronisöre
  • du baronisörest
  • er/sie/es baronisöre
  • wir baronisören
  • ihr baronisöret
  • Sie baronisören
  • ich baronisöre
  • du baronisörst
  • er/sie/es baronisöre
  • wir baronisören
  • ihr baronisört
  • Sie baronisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte baronisoren
  • du hättest baronisoren
  • er/sie/es hätte baronisoren
  • wir hätten baronisoren
  • ihr hättet baronisoren
  • Sie hätten baronisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde baronisieren
  • du würdest baronisieren
  • er/sie/es würde baronisieren
  • wir würden baronisieren
  • ihr würdet baronisieren
  • Sie würden baronisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde baronisoren haben
  • du würdest baronisoren haben
  • er/sie/es würde baronisoren haben
  • wir würden baronisoren haben
  • ihr würdet baronisoren haben
  • Sie würden baronisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: aufessenaufmucksenaustupfenbankrottgehenbarockisierenbarrikadierenbaumelnbeiordnenbloßliegendrinhabenfortpflanzenherumtänzelnsteuern