Vervoeging van het werkwoord barockisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord barockisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "barockisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich barockisiere
  • du barockisierst
  • er/sie/es barockisiert
  • wir barockisieren
  • ihr barockisiert
  • Sie barockisieren

Perfekt

  • ich habe barockisoren
  • du hast barockisoren
  • er/sie/es hat barockisoren
  • wir haben barockisoren
  • ihr habt barockisoren
  • Sie haben barockisoren

Präteritum

  • ich barockisor
  • du barockisorst
  • er/sie/es barockisor
  • wir barockisoren
  • ihr barockisort
  • Sie barockisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte barockisoren
  • du hattest barockisoren
  • er/sie/es hatte barockisoren
  • wir hatten barockisoren
  • ihr hattet barockisoren
  • Sie hatten barockisoren

Futur I

  • ich werde barockisieren
  • du wirst barockisieren
  • er/sie/es wird barockisieren
  • wir werden barockisieren
  • ihr werdet barockisieren
  • Sie werden barockisieren

Futur II

  • ich werde barockisoren haben
  • du wirst barockisoren haben
  • er/sie/es wird barockisoren haben
  • wir werden barockisoren haben
  • ihr werdet barockisoren haben
  • Sie werden barockisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "barockisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • barockisiere (du)
  • barockisieren wir
  • barockisiert ihr
  • barockisieren Sie
  • barockisier (du)
  • barockisieren wir
  • barockisiert ihr
  • barockisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • barockisieren

Infinitiv - Perfekt

  • barockisoren haben

Partizip Präsens

  • barockisierend

Partizip Perfekt

  • barockisoren

Vervoeging van het werkwoord "barockisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich barockisiere
  • du barockisierest
  • er/sie/es barockisiere
  • wir barockisieren
  • ihr barockisieret
  • Sie barockisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe barockisoren
  • du habest barockisoren
  • er/sie/es habe barockisoren
  • wir haben barockisoren
  • ihr habet barockisoren
  • Sie haben barockisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde barockisieren
  • du werdest barockisieren
  • er/sie/es werde barockisieren
  • wir werden barockisieren
  • ihr werdet barockisieren
  • Sie werden barockisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde barockisoren haben
  • du werdest barockisoren haben
  • er/sie/es werde barockisoren haben
  • wir werden barockisoren haben
  • ihr werdet barockisoren haben
  • Sie werden barockisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "barockisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich barockisöre
  • du barockisörest
  • er/sie/es barockisöre
  • wir barockisören
  • ihr barockisöret
  • Sie barockisören
  • ich barockisöre
  • du barockisörst
  • er/sie/es barockisöre
  • wir barockisören
  • ihr barockisört
  • Sie barockisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte barockisoren
  • du hättest barockisoren
  • er/sie/es hätte barockisoren
  • wir hätten barockisoren
  • ihr hättet barockisoren
  • Sie hätten barockisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde barockisieren
  • du würdest barockisieren
  • er/sie/es würde barockisieren
  • wir würden barockisieren
  • ihr würdet barockisieren
  • Sie würden barockisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde barockisoren haben
  • du würdest barockisoren haben
  • er/sie/es würde barockisoren haben
  • wir würden barockisoren haben
  • ihr würdet barockisoren haben
  • Sie würden barockisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: auferweckenaufmuckenaustüftelnbangenbarmenbaronisierenbauenbeinhaltenblosslegendringenfortpackenherumsurfensterilisieren