Vervoeging van het werkwoord babysitten in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord babysitten in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "babysitten" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich babysitte
  • du babysittest
  • er/sie/es babysittet
  • wir babysitten
  • ihr babysittet
  • Sie babysitten

Perfekt

  • ich habe babysittet
  • du hast babysittet
  • er/sie/es hat babysittet
  • wir haben babysittet
  • ihr habt babysittet
  • Sie haben babysittet

Präteritum

  • ich babysittete
  • du babysittetest
  • er/sie/es babysittete
  • wir babysitteten
  • ihr babysittetet
  • Sie babysitteten

Plusquamperfekt

  • ich hatte babysittet
  • du hattest babysittet
  • er/sie/es hatte babysittet
  • wir hatten babysittet
  • ihr hattet babysittet
  • Sie hatten babysittet

Futur I

  • ich werde babysitten
  • du wirst babysitten
  • er/sie/es wird babysitten
  • wir werden babysitten
  • ihr werdet babysitten
  • Sie werden babysitten

Futur II

  • ich werde babysittet haben
  • du wirst babysittet haben
  • er/sie/es wird babysittet haben
  • wir werden babysittet haben
  • ihr werdet babysittet haben
  • Sie werden babysittet haben

Vervoeging van het werkwoord "babysitten" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • babysitte (du)
  • babysitten wir
  • babysittet ihr
  • babysitten Sie

Infinitiv - Präsens

  • babysitten

Infinitiv - Perfekt

  • babysittet haben

Partizip Präsens

  • babysittend

Partizip Perfekt

  • babysittet

Vervoeging van het werkwoord "babysitten" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich babysitte
  • du babysittest
  • er/sie/es babysitte
  • wir babysitten
  • ihr babysittet
  • Sie babysitten

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe babysittet
  • du habest babysittet
  • er/sie/es habe babysittet
  • wir haben babysittet
  • ihr habet babysittet
  • Sie haben babysittet

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde babysitten
  • du werdest babysitten
  • er/sie/es werde babysitten
  • wir werden babysitten
  • ihr werdet babysitten
  • Sie werden babysitten

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde babysittet haben
  • du werdest babysittet haben
  • er/sie/es werde babysittet haben
  • wir werden babysittet haben
  • ihr werdet babysittet haben
  • Sie werden babysittet haben

Vervoeging van het werkwoord "babysitten" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich babysittete
  • du babysittetest
  • er/sie/es babysittete
  • wir babysitteten
  • ihr babysittetet
  • Sie babysitteten

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte babysittet
  • du hättest babysittet
  • er/sie/es hätte babysittet
  • wir hätten babysittet
  • ihr hättet babysittet
  • Sie hätten babysittet

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde babysitten
  • du würdest babysitten
  • er/sie/es würde babysitten
  • wir würden babysitten
  • ihr würdet babysitten
  • Sie würden babysitten

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde babysittet haben
  • du würdest babysittet haben
  • er/sie/es würde babysittet haben
  • wir würden babysittet haben
  • ihr würdet babysittet haben
  • Sie würden babysittet haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: aufdröhnenauflastenausstopfenautomatisierenbabbelnbackenbaldowernbehütenblanchierendraufsitzenfortentwickelnherumschwenkenstaubsaugen