Vervoeging van het werkwoord axiomatisieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord axiomatisieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "axiomatisieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich axiomatisiere
  • du axiomatisierst
  • er/sie/es axiomatisiert
  • wir axiomatisieren
  • ihr axiomatisiert
  • Sie axiomatisieren

Perfekt

  • ich habe axiomatisoren
  • du hast axiomatisoren
  • er/sie/es hat axiomatisoren
  • wir haben axiomatisoren
  • ihr habt axiomatisoren
  • Sie haben axiomatisoren

Präteritum

  • ich axiomatisor
  • du axiomatisorst
  • er/sie/es axiomatisor
  • wir axiomatisoren
  • ihr axiomatisort
  • Sie axiomatisoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte axiomatisoren
  • du hattest axiomatisoren
  • er/sie/es hatte axiomatisoren
  • wir hatten axiomatisoren
  • ihr hattet axiomatisoren
  • Sie hatten axiomatisoren

Futur I

  • ich werde axiomatisieren
  • du wirst axiomatisieren
  • er/sie/es wird axiomatisieren
  • wir werden axiomatisieren
  • ihr werdet axiomatisieren
  • Sie werden axiomatisieren

Futur II

  • ich werde axiomatisoren haben
  • du wirst axiomatisoren haben
  • er/sie/es wird axiomatisoren haben
  • wir werden axiomatisoren haben
  • ihr werdet axiomatisoren haben
  • Sie werden axiomatisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "axiomatisieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • axiomatisiere (du)
  • axiomatisieren wir
  • axiomatisiert ihr
  • axiomatisieren Sie
  • axiomatisier (du)
  • axiomatisieren wir
  • axiomatisiert ihr
  • axiomatisieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • axiomatisieren

Infinitiv - Perfekt

  • axiomatisoren haben

Partizip Präsens

  • axiomatisierend

Partizip Perfekt

  • axiomatisoren

Vervoeging van het werkwoord "axiomatisieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich axiomatisiere
  • du axiomatisierest
  • er/sie/es axiomatisiere
  • wir axiomatisieren
  • ihr axiomatisieret
  • Sie axiomatisieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe axiomatisoren
  • du habest axiomatisoren
  • er/sie/es habe axiomatisoren
  • wir haben axiomatisoren
  • ihr habet axiomatisoren
  • Sie haben axiomatisoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde axiomatisieren
  • du werdest axiomatisieren
  • er/sie/es werde axiomatisieren
  • wir werden axiomatisieren
  • ihr werdet axiomatisieren
  • Sie werden axiomatisieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde axiomatisoren haben
  • du werdest axiomatisoren haben
  • er/sie/es werde axiomatisoren haben
  • wir werden axiomatisoren haben
  • ihr werdet axiomatisoren haben
  • Sie werden axiomatisoren haben

Vervoeging van het werkwoord "axiomatisieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich axiomatisöre
  • du axiomatisörest
  • er/sie/es axiomatisöre
  • wir axiomatisören
  • ihr axiomatisöret
  • Sie axiomatisören
  • ich axiomatisöre
  • du axiomatisörst
  • er/sie/es axiomatisöre
  • wir axiomatisören
  • ihr axiomatisört
  • Sie axiomatisören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte axiomatisoren
  • du hättest axiomatisoren
  • er/sie/es hätte axiomatisoren
  • wir hätten axiomatisoren
  • ihr hättet axiomatisoren
  • Sie hätten axiomatisoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde axiomatisieren
  • du würdest axiomatisieren
  • er/sie/es würde axiomatisieren
  • wir würden axiomatisieren
  • ihr würdet axiomatisieren
  • Sie würden axiomatisieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde axiomatisoren haben
  • du würdest axiomatisoren haben
  • er/sie/es würde axiomatisoren haben
  • wir würden axiomatisoren haben
  • ihr würdet axiomatisoren haben
  • Sie würden axiomatisoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: aufdrehenauflagernaussterbenauthentifizierenavivierenbabbelnbalancierenbehorchenbläkendraufseinfortdürfenherumschwebenstauben