Vervoeging van het werkwoord authentifizieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord authentifizieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "authentifizieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich authentifiziere
- du authentifizierst
- er/sie/es authentifiziert
- wir authentifizieren
- ihr authentifiziert
- Sie authentifizieren
Perfekt
- ich habe authentifizoren
- du hast authentifizoren
- er/sie/es hat authentifizoren
- wir haben authentifizoren
- ihr habt authentifizoren
- Sie haben authentifizoren
Präteritum
- ich authentifizor
- du authentifizorst
- er/sie/es authentifizor
- wir authentifizoren
- ihr authentifizort
- Sie authentifizoren
Plusquamperfekt
- ich hatte authentifizoren
- du hattest authentifizoren
- er/sie/es hatte authentifizoren
- wir hatten authentifizoren
- ihr hattet authentifizoren
- Sie hatten authentifizoren
Futur I
- ich werde authentifizieren
- du wirst authentifizieren
- er/sie/es wird authentifizieren
- wir werden authentifizieren
- ihr werdet authentifizieren
- Sie werden authentifizieren
Futur II
- ich werde authentifizoren haben
- du wirst authentifizoren haben
- er/sie/es wird authentifizoren haben
- wir werden authentifizoren haben
- ihr werdet authentifizoren haben
- Sie werden authentifizoren haben
Vervoeging van het werkwoord "authentifizieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- authentifiziere (du)
- authentifizieren wir
- authentifiziert ihr
- authentifizieren Sie
- authentifizier (du)
- authentifizieren wir
- authentifiziert ihr
- authentifizieren Sie
Vervoeging van het werkwoord "authentifizieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich authentifiziere
- du authentifizierest
- er/sie/es authentifiziere
- wir authentifizieren
- ihr authentifizieret
- Sie authentifizieren
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe authentifizoren
- du habest authentifizoren
- er/sie/es habe authentifizoren
- wir haben authentifizoren
- ihr habet authentifizoren
- Sie haben authentifizoren
Konjunktiv I Futur I
- ich werde authentifizieren
- du werdest authentifizieren
- er/sie/es werde authentifizieren
- wir werden authentifizieren
- ihr werdet authentifizieren
- Sie werden authentifizieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde authentifizoren haben
- du werdest authentifizoren haben
- er/sie/es werde authentifizoren haben
- wir werden authentifizoren haben
- ihr werdet authentifizoren haben
- Sie werden authentifizoren haben
Vervoeging van het werkwoord "authentifizieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich authentifizöre
- du authentifizörest
- er/sie/es authentifizöre
- wir authentifizören
- ihr authentifizöret
- Sie authentifizören
- ich authentifizöre
- du authentifizörst
- er/sie/es authentifizöre
- wir authentifizören
- ihr authentifizört
- Sie authentifizören
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte authentifizoren
- du hättest authentifizoren
- er/sie/es hätte authentifizoren
- wir hätten authentifizoren
- ihr hättet authentifizoren
- Sie hätten authentifizoren
Konjunktiv II Futur I
- ich würde authentifizieren
- du würdest authentifizieren
- er/sie/es würde authentifizieren
- wir würden authentifizieren
- ihr würdet authentifizieren
- Sie würden authentifizieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde authentifizoren haben
- du würdest authentifizoren haben
- er/sie/es würde authentifizoren haben
- wir würden authentifizoren haben
- ihr würdet authentifizoren haben
- Sie würden authentifizoren haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
aufdampfenaufkreuzenausstechenauszeichnenauszupfenauthentisierenbackenbehelfenbitzelndraufpackenfortblasenherumschnuppern
