Vervoeging van het werkwoord applanieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord applanieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "applanieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich applaniere
  • du applanierst
  • er/sie/es applaniert
  • wir applanieren
  • ihr applaniert
  • Sie applanieren

Perfekt

  • ich habe applanoren
  • du hast applanoren
  • er/sie/es hat applanoren
  • wir haben applanoren
  • ihr habt applanoren
  • Sie haben applanoren

Präteritum

  • ich applanor
  • du applanorst
  • er/sie/es applanor
  • wir applanoren
  • ihr applanort
  • Sie applanoren

Plusquamperfekt

  • ich hatte applanoren
  • du hattest applanoren
  • er/sie/es hatte applanoren
  • wir hatten applanoren
  • ihr hattet applanoren
  • Sie hatten applanoren

Futur I

  • ich werde applanieren
  • du wirst applanieren
  • er/sie/es wird applanieren
  • wir werden applanieren
  • ihr werdet applanieren
  • Sie werden applanieren

Futur II

  • ich werde applanoren haben
  • du wirst applanoren haben
  • er/sie/es wird applanoren haben
  • wir werden applanoren haben
  • ihr werdet applanoren haben
  • Sie werden applanoren haben

Vervoeging van het werkwoord "applanieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • applaniere (du)
  • applanieren wir
  • applaniert ihr
  • applanieren Sie
  • applanier (du)
  • applanieren wir
  • applaniert ihr
  • applanieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • applanieren

Infinitiv - Perfekt

  • applanoren haben

Partizip Präsens

  • applanierend

Partizip Perfekt

  • applanoren

Vervoeging van het werkwoord "applanieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich applaniere
  • du applanierest
  • er/sie/es applaniere
  • wir applanieren
  • ihr applanieret
  • Sie applanieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe applanoren
  • du habest applanoren
  • er/sie/es habe applanoren
  • wir haben applanoren
  • ihr habet applanoren
  • Sie haben applanoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde applanieren
  • du werdest applanieren
  • er/sie/es werde applanieren
  • wir werden applanieren
  • ihr werdet applanieren
  • Sie werden applanieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde applanoren haben
  • du werdest applanoren haben
  • er/sie/es werde applanoren haben
  • wir werden applanoren haben
  • ihr werdet applanoren haben
  • Sie werden applanoren haben

Vervoeging van het werkwoord "applanieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich applanöre
  • du applanörest
  • er/sie/es applanöre
  • wir applanören
  • ihr applanöret
  • Sie applanören
  • ich applanöre
  • du applanörst
  • er/sie/es applanöre
  • wir applanören
  • ihr applanört
  • Sie applanören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte applanoren
  • du hättest applanoren
  • er/sie/es hätte applanoren
  • wir hätten applanoren
  • ihr hättet applanoren
  • Sie hätten applanoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde applanieren
  • du würdest applanieren
  • er/sie/es würde applanieren
  • wir würden applanieren
  • ihr würdet applanieren
  • Sie würden applanieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde applanoren haben
  • du würdest applanoren haben
  • er/sie/es würde applanoren haben
  • wir würden applanoren haben
  • ihr würdet applanoren haben
  • Sie würden applanoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ablenkenabschlachtenanstrahlenapernapperzipierenapplaudierenarbitrierenaufklarenauskennenbeleidigeneinwiegengegencheckenregeln