Vervoeging van het werkwoord anraten in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord anraten in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "anraten" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich rate an
  • du rätst an
  • er/sie/es rät an
  • wir raten an
  • ihr ratet an
  • Sie raten an

Perfekt

  • ich habe angeraten
  • du hast angeraten
  • er/sie/es hat angeraten
  • wir haben angeraten
  • ihr habt angeraten
  • Sie haben angeraten

Präteritum

  • ich riet an
  • du rietst an
  • er/sie/es riet an
  • wir rieten an
  • ihr rietet an
  • Sie rieten an

Plusquamperfekt

  • ich hatte angeraten
  • du hattest angeraten
  • er/sie/es hatte angeraten
  • wir hatten angeraten
  • ihr hattet angeraten
  • Sie hatten angeraten

Futur I

  • ich werde anraten
  • du wirst anraten
  • er/sie/es wird anraten
  • wir werden anraten
  • ihr werdet anraten
  • Sie werden anraten

Futur II

  • ich werde angeraten haben
  • du wirst angeraten haben
  • er/sie/es wird angeraten haben
  • wir werden angeraten haben
  • ihr werdet angeraten haben
  • Sie werden angeraten haben

Vervoeging van het werkwoord "anraten" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • rate (du) an
  • raten wir an
  • ratet ihr an
  • raten Sie an
  • rat (du) an
  • raten wir an
  • ratet ihr an
  • raten Sie an

Infinitiv - Präsens

  • anraten

Infinitiv - Perfekt

  • angeraten haben

Partizip Präsens

  • anratend

Partizip Perfekt

  • angeraten

Vervoeging van het werkwoord "anraten" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich rate an
  • du ratest an
  • er/sie/es rate an
  • wir raten an
  • ihr ratet an
  • Sie raten an

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe angeraten
  • du habest angeraten
  • er/sie/es habe angeraten
  • wir haben angeraten
  • ihr habet angeraten
  • Sie haben angeraten

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde anraten
  • du werdest anraten
  • er/sie/es werde anraten
  • wir werden anraten
  • ihr werdet anraten
  • Sie werden anraten

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde angeraten haben
  • du werdest angeraten haben
  • er/sie/es werde angeraten haben
  • wir werden angeraten haben
  • ihr werdet angeraten haben
  • Sie werden angeraten haben

Vervoeging van het werkwoord "anraten" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich riete an
  • du rietest an
  • er/sie/es riete an
  • wir rieten an
  • ihr rietet an
  • Sie rieten an

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte angeraten
  • du hättest angeraten
  • er/sie/es hätte angeraten
  • wir hätten angeraten
  • ihr hättet angeraten
  • Sie hätten angeraten

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde anraten
  • du würdest anraten
  • er/sie/es würde anraten
  • wir würden anraten
  • ihr würdet anraten
  • Sie würden anraten

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde angeraten haben
  • du würdest angeraten haben
  • er/sie/es würde angeraten haben
  • wir würden angeraten haben
  • ihr würdet angeraten haben
  • Sie würden angeraten haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: abblasenabhelfenanlehnenanquasselnanrasselnanratternanregierenanzündenausbeulenbefischeneinpeitschenfortschleichenquarren