Vervoeging van het werkwoord andersdenken in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord andersdenken in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "andersdenken" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich denke anders
  • du denkst anders
  • er/sie/es denkt anders
  • wir denken anders
  • ihr denkt anders
  • Sie denken anders

Perfekt

  • ich habe andersgedacht
  • du hast andersgedacht
  • er/sie/es hat andersgedacht
  • wir haben andersgedacht
  • ihr habt andersgedacht
  • Sie haben andersgedacht

Präteritum

  • ich dachte anders
  • du dachtest anders
  • er/sie/es dachte anders
  • wir dachten anders
  • ihr dachtet anders
  • Sie dachten anders

Plusquamperfekt

  • ich hatte andersgedacht
  • du hattest andersgedacht
  • er/sie/es hatte andersgedacht
  • wir hatten andersgedacht
  • ihr hattet andersgedacht
  • Sie hatten andersgedacht

Futur I

  • ich werde andersdenken
  • du wirst andersdenken
  • er/sie/es wird andersdenken
  • wir werden andersdenken
  • ihr werdet andersdenken
  • Sie werden andersdenken

Futur II

  • ich werde andersgedacht haben
  • du wirst andersgedacht haben
  • er/sie/es wird andersgedacht haben
  • wir werden andersgedacht haben
  • ihr werdet andersgedacht haben
  • Sie werden andersgedacht haben

Vervoeging van het werkwoord "andersdenken" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • denke (du) anders
  • denken wir anders
  • denkt ihr anders
  • denken Sie anders
  • denk (du) anders
  • denken wir anders
  • denkt ihr anders
  • denken Sie anders

Infinitiv - Präsens

  • andersdenken

Infinitiv - Perfekt

  • andersgedacht haben

Partizip Präsens

  • andersdenkend

Partizip Perfekt

  • andersgedacht

Vervoeging van het werkwoord "andersdenken" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich denke anders
  • du denkest anders
  • er/sie/es denke anders
  • wir denken anders
  • ihr denket anders
  • Sie denken anders

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe andersgedacht
  • du habest andersgedacht
  • er/sie/es habe andersgedacht
  • wir haben andersgedacht
  • ihr habet andersgedacht
  • Sie haben andersgedacht

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde andersdenken
  • du werdest andersdenken
  • er/sie/es werde andersdenken
  • wir werden andersdenken
  • ihr werdet andersdenken
  • Sie werden andersdenken

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde andersgedacht haben
  • du werdest andersgedacht haben
  • er/sie/es werde andersgedacht haben
  • wir werden andersgedacht haben
  • ihr werdet andersgedacht haben
  • Sie werden andersgedacht haben

Vervoeging van het werkwoord "andersdenken" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich dächte anders
  • du dächtest anders
  • er/sie/es dächte anders
  • wir dächten anders
  • ihr dächtet anders
  • Sie dächten anders

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte andersgedacht
  • du hättest andersgedacht
  • er/sie/es hätte andersgedacht
  • wir hätten andersgedacht
  • ihr hättet andersgedacht
  • Sie hätten andersgedacht

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde andersdenken
  • du würdest andersdenken
  • er/sie/es würde andersdenken
  • wir würden andersdenken
  • ihr würdet andersdenken
  • Sie würden andersdenken

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde andersgedacht haben
  • du würdest andersgedacht haben
  • er/sie/es würde andersgedacht haben
  • wir würden andersgedacht haben
  • ihr würdet andersgedacht haben
  • Sie würden andersgedacht haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: akquirierenanbrummenändernandeutenandrehenanlassenaufknotenausschäumendurchwaschenfeckenpesen