Vervoeging van het werkwoord alarmieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord alarmieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "alarmieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich alarmiere
- du alarmierst
- er/sie/es alarmiert
- wir alarmieren
- ihr alarmiert
- Sie alarmieren
Perfekt
- ich habe alarmiert
- du hast alarmiert
- er/sie/es hat alarmiert
- wir haben alarmiert
- ihr habt alarmiert
- Sie haben alarmiert
Präteritum
- ich alarmierte
- du alarmiertest
- er/sie/es alarmierte
- wir alarmierten
- ihr alarmiertet
- Sie alarmierten
Plusquamperfekt
- ich hatte alarmiert
- du hattest alarmiert
- er/sie/es hatte alarmiert
- wir hatten alarmiert
- ihr hattet alarmiert
- Sie hatten alarmiert
Futur I
- ich werde alarmieren
- du wirst alarmieren
- er/sie/es wird alarmieren
- wir werden alarmieren
- ihr werdet alarmieren
- Sie werden alarmieren
Futur II
- ich werde alarmiert haben
- du wirst alarmiert haben
- er/sie/es wird alarmiert haben
- wir werden alarmiert haben
- ihr werdet alarmiert haben
- Sie werden alarmiert haben
Vervoeging van het werkwoord "alarmieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- alarmiere (du)
- alarmieren wir
- alarmiert ihr
- alarmieren Sie
Vervoeging van het werkwoord "alarmieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich alarmiere
- du alarmierest
- er/sie/es alarmiere
- wir alarmieren
- ihr alarmieret
- Sie alarmieren
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe alarmiert
- du habest alarmiert
- er/sie/es habe alarmiert
- wir haben alarmiert
- ihr habet alarmiert
- Sie haben alarmiert
Konjunktiv I Futur I
- ich werde alarmieren
- du werdest alarmieren
- er/sie/es werde alarmieren
- wir werden alarmieren
- ihr werdet alarmieren
- Sie werden alarmieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde alarmiert haben
- du werdest alarmiert haben
- er/sie/es werde alarmiert haben
- wir werden alarmiert haben
- ihr werdet alarmiert haben
- Sie werden alarmiert haben
Vervoeging van het werkwoord "alarmieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich alarmierte
- du alarmiertest
- er/sie/es alarmierte
- wir alarmierten
- ihr alarmiertet
- Sie alarmierten
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte alarmiert
- du hättest alarmiert
- er/sie/es hätte alarmiert
- wir hätten alarmiert
- ihr hättet alarmiert
- Sie hätten alarmiert
Konjunktiv II Futur I
- ich würde alarmieren
- du würdest alarmieren
- er/sie/es würde alarmieren
- wir würden alarmieren
- ihr würdet alarmieren
- Sie würden alarmieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde alarmiert haben
- du würdest alarmiert haben
- er/sie/es würde alarmiert haben
- wir würden alarmiert haben
- ihr würdet alarmiert haben
- Sie würden alarmiert haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
abwiegelnakquirierenakzeptierenalbernalpenanheilenaufflackernausnüchterndurchschmelzenexpandierenpaprizieren