Vervoeging van het werkwoord abortieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord abortieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "abortieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich ortiere ab
  • du ortierst ab
  • er/sie/es ortiert ab
  • wir ortieren ab
  • ihr ortiert ab
  • Sie ortieren ab

Perfekt

  • ich habe abortoren
  • du hast abortoren
  • er/sie/es hat abortoren
  • wir haben abortoren
  • ihr habt abortoren
  • Sie haben abortoren

Präteritum

  • ich ortor ab
  • du ortorst ab
  • er/sie/es ortor ab
  • wir ortoren ab
  • ihr ortort ab
  • Sie ortoren ab

Plusquamperfekt

  • ich hatte abortoren
  • du hattest abortoren
  • er/sie/es hatte abortoren
  • wir hatten abortoren
  • ihr hattet abortoren
  • Sie hatten abortoren

Futur I

  • ich werde abortieren
  • du wirst abortieren
  • er/sie/es wird abortieren
  • wir werden abortieren
  • ihr werdet abortieren
  • Sie werden abortieren

Futur II

  • ich werde abortoren haben
  • du wirst abortoren haben
  • er/sie/es wird abortoren haben
  • wir werden abortoren haben
  • ihr werdet abortoren haben
  • Sie werden abortoren haben

Vervoeging van het werkwoord "abortieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • ortiere (du) ab
  • ortieren wir ab
  • ortiert ihr ab
  • ortieren Sie ab
  • ortier (du) ab
  • ortieren wir ab
  • ortiert ihr ab
  • ortieren Sie ab

Infinitiv - Präsens

  • abortieren

Infinitiv - Perfekt

  • abortoren haben

Partizip Präsens

  • abortierend

Partizip Perfekt

  • abortoren

Vervoeging van het werkwoord "abortieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich ortiere ab
  • du ortierest ab
  • er/sie/es ortiere ab
  • wir ortieren ab
  • ihr ortieret ab
  • Sie ortieren ab

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe abortoren
  • du habest abortoren
  • er/sie/es habe abortoren
  • wir haben abortoren
  • ihr habet abortoren
  • Sie haben abortoren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde abortieren
  • du werdest abortieren
  • er/sie/es werde abortieren
  • wir werden abortieren
  • ihr werdet abortieren
  • Sie werden abortieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde abortoren haben
  • du werdest abortoren haben
  • er/sie/es werde abortoren haben
  • wir werden abortoren haben
  • ihr werdet abortoren haben
  • Sie werden abortoren haben

Vervoeging van het werkwoord "abortieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich ortöre ab
  • du ortörest ab
  • er/sie/es ortöre ab
  • wir ortören ab
  • ihr ortöret ab
  • Sie ortören ab
  • ich ortöre ab
  • du ortörst ab
  • er/sie/es ortöre ab
  • wir ortören ab
  • ihr ortört ab
  • Sie ortören ab

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte abortoren
  • du hättest abortoren
  • er/sie/es hätte abortoren
  • wir hätten abortoren
  • ihr hättet abortoren
  • Sie hätten abortoren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde abortieren
  • du würdest abortieren
  • er/sie/es würde abortieren
  • wir würden abortieren
  • ihr würdet abortieren
  • Sie würden abortieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde abortoren haben
  • du würdest abortoren haben
  • er/sie/es würde abortoren haben
  • wir würden abortoren haben
  • ihr würdet abortoren haben
  • Sie würden abortoren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: abknöpfenabnickenabordnenabpackenabpinnenabtauchenanritzendransetzenentwässernnachrecherchieren