Vervoeging van het werkwoord abisolieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord abisolieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "abisolieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich isoliere ab
  • du isolierst ab
  • er/sie/es isoliert ab
  • wir isolieren ab
  • ihr isoliert ab
  • Sie isolieren ab

Perfekt

  • ich habe abisoliert
  • du hast abisoliert
  • er/sie/es hat abisoliert
  • wir haben abisoliert
  • ihr habt abisoliert
  • Sie haben abisoliert

Präteritum

  • ich isolierte ab
  • du isoliertest ab
  • er/sie/es isolierte ab
  • wir isolierten ab
  • ihr isoliertet ab
  • Sie isolierten ab

Plusquamperfekt

  • ich hatte abisoliert
  • du hattest abisoliert
  • er/sie/es hatte abisoliert
  • wir hatten abisoliert
  • ihr hattet abisoliert
  • Sie hatten abisoliert

Futur I

  • ich werde abisolieren
  • du wirst abisolieren
  • er/sie/es wird abisolieren
  • wir werden abisolieren
  • ihr werdet abisolieren
  • Sie werden abisolieren

Futur II

  • ich werde abisoliert haben
  • du wirst abisoliert haben
  • er/sie/es wird abisoliert haben
  • wir werden abisoliert haben
  • ihr werdet abisoliert haben
  • Sie werden abisoliert haben

Vervoeging van het werkwoord "abisolieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • isoliere (du) ab
  • isolieren wir ab
  • isoliert ihr ab
  • isolieren Sie ab

Infinitiv - Präsens

  • abisolieren

Infinitiv - Perfekt

  • abisoliert haben

Partizip Präsens

  • abisolierend

Partizip Perfekt

  • abisoliert

Vervoeging van het werkwoord "abisolieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich isoliere ab
  • du isolierest ab
  • er/sie/es isoliere ab
  • wir isolieren ab
  • ihr isolieret ab
  • Sie isolieren ab

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe abisoliert
  • du habest abisoliert
  • er/sie/es habe abisoliert
  • wir haben abisoliert
  • ihr habet abisoliert
  • Sie haben abisoliert

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde abisolieren
  • du werdest abisolieren
  • er/sie/es werde abisolieren
  • wir werden abisolieren
  • ihr werdet abisolieren
  • Sie werden abisolieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde abisoliert haben
  • du werdest abisoliert haben
  • er/sie/es werde abisoliert haben
  • wir werden abisoliert haben
  • ihr werdet abisoliert haben
  • Sie werden abisoliert haben

Vervoeging van het werkwoord "abisolieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich isolierte ab
  • du isoliertest ab
  • er/sie/es isolierte ab
  • wir isolierten ab
  • ihr isoliertet ab
  • Sie isolierten ab

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte abisoliert
  • du hättest abisoliert
  • er/sie/es hätte abisoliert
  • wir hätten abisoliert
  • ihr hättet abisoliert
  • Sie hätten abisoliert

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde abisolieren
  • du würdest abisolieren
  • er/sie/es würde abisolieren
  • wir würden abisolieren
  • ihr würdet abisolieren
  • Sie würden abisolieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde abisoliert haben
  • du würdest abisoliert haben
  • er/sie/es würde abisoliert haben
  • wir würden abisoliert haben
  • ihr würdet abisoliert haben
  • Sie würden abisoliert haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: abfangenabholenabirrenabjagenabkarrenabschlaffenanlabernaufschüttendesoxydierenentmannenmüssiggehen