Vervoeging van het werkwoord abfotografieren in alle Duitse tijden
Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord abfotografieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.
Vervoeging van het werkwoord "abfotografieren" in de Indikativ tijd
De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.
Präsens
- ich fotografiere ab
- du fotografierst ab
- er/sie/es fotografiert ab
- wir fotografieren ab
- ihr fotografiert ab
- Sie fotografieren ab
Perfekt
- ich habe abfotografiert
- du hast abfotografiert
- er/sie/es hat abfotografiert
- wir haben abfotografiert
- ihr habt abfotografiert
- Sie haben abfotografiert
Präteritum
- ich fotografierte ab
- du fotografiertest ab
- er/sie/es fotografierte ab
- wir fotografierten ab
- ihr fotografiertet ab
- Sie fotografierten ab
Plusquamperfekt
- ich hatte abfotografiert
- du hattest abfotografiert
- er/sie/es hatte abfotografiert
- wir hatten abfotografiert
- ihr hattet abfotografiert
- Sie hatten abfotografiert
Futur I
- ich werde abfotografieren
- du wirst abfotografieren
- er/sie/es wird abfotografieren
- wir werden abfotografieren
- ihr werdet abfotografieren
- Sie werden abfotografieren
Futur II
- ich werde abfotografiert haben
- du wirst abfotografiert haben
- er/sie/es wird abfotografiert haben
- wir werden abfotografiert haben
- ihr werdet abfotografiert haben
- Sie werden abfotografiert haben
Vervoeging van het werkwoord "abfotografieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv
De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.
De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.
Imperativ Präsens
- fotografiere (du) ab
- fotografieren wir ab
- fotografiert ihr ab
- fotografieren Sie ab
Vervoeging van het werkwoord "abfotografieren" in de Konjunktiv I in het Duits
De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.
Konjunktiv I Präsens
- ich fotografiere ab
- du fotografierest ab
- er/sie/es fotografiere ab
- wir fotografieren ab
- ihr fotografieret ab
- Sie fotografieren ab
Konjunktiv I Perfekt
- ich habe abfotografiert
- du habest abfotografiert
- er/sie/es habe abfotografiert
- wir haben abfotografiert
- ihr habet abfotografiert
- Sie haben abfotografiert
Konjunktiv I Futur I
- ich werde abfotografieren
- du werdest abfotografieren
- er/sie/es werde abfotografieren
- wir werden abfotografieren
- ihr werdet abfotografieren
- Sie werden abfotografieren
Konjunktiv I Futur II
- ich werde abfotografiert haben
- du werdest abfotografiert haben
- er/sie/es werde abfotografiert haben
- wir werden abfotografiert haben
- ihr werdet abfotografiert haben
- Sie werden abfotografiert haben
Vervoeging van het werkwoord "abfotografieren" in de Konjunktiv II in het Duits.
De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.
Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.
Konjunktiv II Präteritum
- ich fotografierte ab
- du fotografiertest ab
- er/sie/es fotografierte ab
- wir fotografierten ab
- ihr fotografiertet ab
- Sie fotografierten ab
Konjunktiv II Plusquamperfekt
- ich hätte abfotografiert
- du hättest abfotografiert
- er/sie/es hätte abfotografiert
- wir hätten abfotografiert
- ihr hättet abfotografiert
- Sie hätten abfotografiert
Konjunktiv II Futur I
- ich würde abfotografieren
- du würdest abfotografieren
- er/sie/es würde abfotografieren
- wir würden abfotografieren
- ihr würdet abfotografieren
- Sie würden abfotografieren
Konjunktiv II Futur II
- ich würde abfotografiert haben
- du würdest abfotografiert haben
- er/sie/es würde abfotografiert haben
- wir würden abfotografiert haben
- ihr würdet abfotografiert haben
- Sie würden abfotografiert haben
Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits
Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken:
abblitzenabflankenabformenabfragenabfütternabrauschenanhörenaufregendelektierenentideologisierenmoirieren