Vervoeging van het werkwoord äquilibrieren in alle Duitse tijden

Hier zijn de vervoegtabellen van het werkwoord äquilibrieren in het Duits. Om de vervoeging van een ander Duits werkwoord te zoeken, kun je hier klikken.

Vervoeging van het werkwoord "äquilibrieren" in de Indikativ tijd

De Indikativ tijd is de meest gebruikte vervoeging in het Duits. Ze maken het mogelijk om een echt feit of echte actie uit te drukken zonder af te wijken van de realiteit.

Präsens

  • ich äquilibriere
  • du äquilibrierst
  • er/sie/es äquilibriert
  • wir äquilibrieren
  • ihr äquilibriert
  • Sie äquilibrieren

Perfekt

  • ich habe äquilibroren
  • du hast äquilibroren
  • er/sie/es hat äquilibroren
  • wir haben äquilibroren
  • ihr habt äquilibroren
  • Sie haben äquilibroren

Präteritum

  • ich äquilibror
  • du äquilibrorst
  • er/sie/es äquilibror
  • wir äquilibroren
  • ihr äquilibrort
  • Sie äquilibroren

Plusquamperfekt

  • ich hatte äquilibroren
  • du hattest äquilibroren
  • er/sie/es hatte äquilibroren
  • wir hatten äquilibroren
  • ihr hattet äquilibroren
  • Sie hatten äquilibroren

Futur I

  • ich werde äquilibrieren
  • du wirst äquilibrieren
  • er/sie/es wird äquilibrieren
  • wir werden äquilibrieren
  • ihr werdet äquilibrieren
  • Sie werden äquilibrieren

Futur II

  • ich werde äquilibroren haben
  • du wirst äquilibroren haben
  • er/sie/es wird äquilibroren haben
  • wir werden äquilibroren haben
  • ihr werdet äquilibroren haben
  • Sie werden äquilibroren haben

Vervoeging van het werkwoord "äquilibrieren" in de Imperativ, de Partizip tijd en de Infinitiv

De Imperativ en de Partizip tijd in Duitse vervoeging. Ze komen vaak voor.

De Imperativ wordt in het Duits gebruikt om orders te geven, iets te eisen van iemand of om iemand te vragen iets te doen. Deze wijs wordt vaak gebruikt in het Duits. De Partizip I en de Partizip II worden gebruikt in plaats van vervoegde werkwoorden of bijvoeglijke naamwoorden.

Imperativ Präsens

  • äquilibriere (du)
  • äquilibrieren wir
  • äquilibriert ihr
  • äquilibrieren Sie
  • äquilibrier (du)
  • äquilibrieren wir
  • äquilibriert ihr
  • äquilibrieren Sie

Infinitiv - Präsens

  • äquilibrieren

Infinitiv - Perfekt

  • äquilibroren haben

Partizip Präsens

  • äquilibrierend

Partizip Perfekt

  • äquilibroren

Vervoeging van het werkwoord "äquilibrieren" in de Konjunktiv I in het Duits

De hoofdfunctie van de Konjunktiv I in het Duits is indirect spreken, deze tijd wordt minder gebruikt in het Duits.

Konjunktiv I Präsens

  • ich äquilibriere
  • du äquilibrierest
  • er/sie/es äquilibriere
  • wir äquilibrieren
  • ihr äquilibrieret
  • Sie äquilibrieren

Konjunktiv I Perfekt

  • ich habe äquilibroren
  • du habest äquilibroren
  • er/sie/es habe äquilibroren
  • wir haben äquilibroren
  • ihr habet äquilibroren
  • Sie haben äquilibroren

Konjunktiv I Futur I

  • ich werde äquilibrieren
  • du werdest äquilibrieren
  • er/sie/es werde äquilibrieren
  • wir werden äquilibrieren
  • ihr werdet äquilibrieren
  • Sie werden äquilibrieren

Konjunktiv I Futur II

  • ich werde äquilibroren haben
  • du werdest äquilibroren haben
  • er/sie/es werde äquilibroren haben
  • wir werden äquilibroren haben
  • ihr werdet äquilibroren haben
  • Sie werden äquilibroren haben

Vervoeging van het werkwoord "äquilibrieren" in de Konjunktiv II in het Duits.

De Konjunktiv II wordt hoofdzakelijk gebruikt om het onechte uit de drukken in het Duits. Deze tijd wordt niet vaak gebruikt.

Dit creëert een gat tussen spraak en werkelijkheid. De Konjunktiv II wordt gebruik om een hypothese, wens of een zin met een voorwaarde uit te drukken. Deze tijd wordt ook gebruik voor conventionele beleefde uitdrukking in het Duits.

Konjunktiv II Präteritum

  • ich äquilibröre
  • du äquilibrörest
  • er/sie/es äquilibröre
  • wir äquilibrören
  • ihr äquilibröret
  • Sie äquilibrören
  • ich äquilibröre
  • du äquilibrörst
  • er/sie/es äquilibröre
  • wir äquilibrören
  • ihr äquilibrört
  • Sie äquilibrören

Konjunktiv II Plusquamperfekt

  • ich hätte äquilibroren
  • du hättest äquilibroren
  • er/sie/es hätte äquilibroren
  • wir hätten äquilibroren
  • ihr hättet äquilibroren
  • Sie hätten äquilibroren

Konjunktiv II Futur I

  • ich würde äquilibrieren
  • du würdest äquilibrieren
  • er/sie/es würde äquilibrieren
  • wir würden äquilibrieren
  • ihr würdet äquilibrieren
  • Sie würden äquilibrieren

Konjunktiv II Futur II

  • ich würde äquilibroren haben
  • du würdest äquilibroren haben
  • er/sie/es würde äquilibroren haben
  • wir würden äquilibroren haben
  • ihr würdet äquilibroren haben
  • Sie würden äquilibroren haben

Zoek naar de vervoeging van een ander werkwoord in het Duits

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken: ablistenabschließenanstückelnapplanierenaquarellierenarabisierenarmierenaufklopfenausklamüsernbelleneinwühlengegeneinanderstehenregnen